stoeppalen uit de zeventiende eeuw
214
in steen hangend aan de gebeeld
houwde nabootsing van een ring toege
past als versieringsmotief door Cornelis
Floris en vooral Hans Vredeman de
Vries, twee bekende graveurs uit de
Vlaamse renaissance van de 16e eeuw
die vele 'ornamentboeken' uitgaven.
Vooral de invloed van Vredeman de
Vries was groot, omdat zijn gravures
met modellen per zes of twaalf verkocht
werden voor gebruik door handwerslie-
den in hun werkplaatsen.
Een titelblad van zo'n ornamentboek
luidt
„Vee/derleij dieuerse Termen op de V
ordene der Edificien tot behoef alle Bee/t
ende Steenhouwers scrinwerkers G/aes-
fermers ende alle Conste/icke hantwer-
kers oft alle die de Antieckse Comper-
tementsche Cieraet Beminnen.
Gemuenteert duer Johannes Vreedman
Vriese".
De stoeppalen zijn vervaardigd door
(verdienstelijke decorateurs, niet door
kunstenaars. Kunsthistorici hebben zich
wellicht daardoor ook nooit met deze
bouwkundige details bezig gehouden.
Waarschijnlijk zijn ze in massaproduktie
gemaakt in de steengroeven van Hene
gouwen.
Op de stoeppaal is de Vlaamse wortel
door een dop als het ware bevestigd aan
een Ionische krul. De stoeppalen hebben
een halfronde bekroning met drie uit-
lobbingen en een wapenschildje: ruit
vormig voor een vrouwelijk wapen,
hartvormig voor mannelijk. Er is wel
beweerd dat eventuele wapens erop
werden geschilderd. Door veelvuldige
aanraking werden de bovenkanten van
stoeppalen soms mooi glanzend don
kerblauw.
Ter weerszijden van de wortel ziet men
een ander typisch Vredeman de Vries-
motief: haakvoluut, geaccentueerd door
bandjes met evenwijdige groefjes.
Hoewel de haakvoluut en de Vlaamse
wortel typerend voor de Vredeman de
Vries-stijl zijn, is tot nu toe geen voor
beeldtekening van zijn hand van dit type
stoeppaal gevonden.
De motieven staan echter wel een date
ring toe. De Vlaamse wortel werd voor
het eerst toegepast in 1560 te Antwer
pen, terwijl het motief na 1653 niet meer
gebruikt is. In Middelburg was het bij
voorbeeld te zien op het huis 'In de
Steenrotse' van 1590. De haakvoluut
werd pas na ca. 1600 gebruikt. Ook dit
motief komt uit Zuid-Nederland. In Gro
ningen is deze gebroken voluut tussen
1617 en 1640 toegepast en hier wordt
een Zuidnederlandse invloed van Vre
deman de Vries en Cornelis Floris via
Emden verondersteld (Neurdenberg,
1931).
Samenvattend kan men de stoeppaal
van type 1 dateren in de eerste decen
niën van de 17e eeuw. Ook het oudste
jaartal dat ik op dergelijke palen vond -
1611 in West-Terschelling - wijst in die
richting.
Een variant op bovenbeschreven stoep
paal vormt type 2 dat wèl de Vlaamse
wortel heeft, doch niet de haakvoluut.
Aan de zijkanten ziet men krullen, waar
van de onderste rust op een blokvor
mige afsluiting. Ook de halfronde be
kroning is anders. De oudste jaartallen
die ik aantrof - 1634 in Middelburg en
Brugge vallen ook binnen de reeds
eerder genoemde tijd. In Zeeland en
Vlaanderen komen de meeste exempla
ren van dit type voor.
Stoeppaal type 3 heeft een geheel an
dere ornamentering. Deze palen zijn
groter (ca. 1.75 m) en hebben in plaats
van de Vlaamse wortel en de doppen en
krullen het zg. rolwerkornament. Als
motief is dit ontleend aan de smeed
kunst: het omkrullende ijzeren beslag-
werk van het gotisch meubilair. Het is
een motief met slingerende banden dat
een streng wiskundige, niet naturalisti
sche, indruk maakt. Op het vlak van deze
banden ziet men gebeeldhouwde spij
kers, ringen, beugel e.d. Het geheel lijkt
uit metaalplaat gesneden te zijn.
Deze vrij abstracte vormen schijnen in
Noord Nederland nogal bijval gevonden
te hebben tijdens de Hervorming. De
rolwerkstijl bereikte ons land via Duits
land (Weser-renaissance). Ook hiervan
vinden we voorbeelden bij Vredeman de
Vries, die rationalistischer was dan zijn
Zuidnederlandse collega's Pieter Coecke
Middelburg, Nieuwstraat (type 3), kantoor steenhouwerij C. de Kuijper.