stoeppalen uit de zeventiende eeuw
21 5
Tabel Verspreiding 17e eeuwse stoeppalen in Nederland en België
type 1 type 2 type 3 totaal
Zuidwest Nederland
44
13
10
67
Zuid-Holland vasteland
6
5
11
Noord-Holland
9
2
6
17
Utrecht
7
7
Gelderland
6
1
6
13
Overijssel
2
-
1
3
Friesland vasteland
3
1
6
18')
Terschelling
31 (34)
4
7 (8)
42 (46)2)
België
1
6
-
7
109 27 41 185
1) vermeerderd met 8 door anderen gelocaliseerde stoeppalen met een mij onbekende ornamentering;
2) tussen haakjes het aantal stoeppalen op Terschelling vermeerderd met naar Arnhem en Utrecht verplaatste ex.
van Aelst, Du Cerceau en Cornelis Floris.
Ook deze palen kunnen gedateerd wor
den in de eerste helft van de 17e eeuw.
Stedebouwkundige situatie
In onze huidige steden is de straat een
vrij kale ruimte met een rijbaan, onper
soonlijke trottoirs en een rechte gevel-
wand. In vroeger eeuwen is dat anders
geweest, zoals we kunnen waarnemen
op oude prenten en schilderijen,
leder huis had een met klinkers of
blauwe tegels geplaveide stoep met
vaak een pothuis, keldertoegang of lui
fel. Als afsluiting van de stoep zag men
smeedijzeren hekken of houten stoep
banken, die werden afgesloten door een
stoeppaal. Ook stonden deze stoeppalen
met banken wel ter weerszijden van de
deur. De 'mannelijke' steen (hartvormig
schild) stond heraldisch links voor de
gevel, de 'vrouwelijke' steen (ruitvormig
schild) rechts.
De stoep diende veelal ook als waterke
ring; de straten waren vaak nog niet ge
plaveid, in de dorpen stonden de iepen
of linden zo in de grond.
Dat de stoep een belangrijke functie had
blijkt onder meer uit gezegden als 'Ie
mand in de stoep verwachten'. De stoep
werd beschouwd als een stukje particu
lier bezit, terwijl de rooimeesters van
veel steden dit ontkenden of trachtten te
beperken. In het Keurboek van Hoorn
(1567-1574) vindt men bijvoorbeeld de
volgende ordonnantie
Middelburg, Wagenaarstraat vóór de gothische gevel (type 2).