honderd jaar onderwijs in zeeland
191
1880 had de burgemeester de mogelijk
heid geopperd voor een Rijks-H.B.S. en
een Rijks-normaalschool voor de oplei
ding van onderwijzers. Maar het Rijk hap
te niet; Zeeland had reeds 3 H.B.S.-en, in
Goes (1865), Middelburg (1865) en Zierik-
zee (1869).
Pas in 1910 neemt de Neuzense gemeen
teraad met algemene stemmen het prin
cipebesluit tot oprichting van een ge
meentelijke 3-jarige HBS. Ruim een jaar
later (28-12-1911) besluit men het prin
cipebesluit uit te voeren. Maar enkele
maanden later (22-2-1912) dient G. Meer-
tens met 870 anderen een request in tegen
de oprichting: arbeiders en kleine mid
denstand dragen de lasten die slechts een
zeer klein gedeelte der ingezetenen ten
goede zullen komen".
Daarmee begint een echt Terneuzense
schoolstrijd, want er worden pogingen
ondernomen om te komen tot stichting
van een Prot. Christelijke H.B.S. Ver
dachtmakingen en felle uitvallen in een
politiek steekspel duren 5 jaar tot op
1-9-1917 de school start; maar pas nadat
een maand tevoren (2-8-1917) de Raad de
voorwaarden accepteerde voor overname
door het Rijk (op 18-6-1918).
Uit vele gemeenten zijn uit de laatste 20
jaar van de vorige eeuw dergelijke
voorbeelden te geven.
Maar niet alleen de financiële problemen
en de schoolstrijd speelden een rol bij de
onderwijspolitiek in de gemeenten. Voor
zover er al sprake was van een zekere
„visie" op het onderwijs, was die vaak
nog liberaal getint, gevolg van de bepa
lingen voor stemgerechtigheid. Voor de
gemeenteraad was in doorsnee ongeveer
1 op 20 inwoners stemgerechtigd; en dat
waren in hoofdzaak liberale stemmers.
Bovendien werden de gemeenteraadsle
den vaak niet weinig gehinderd door
plaats- en tijdgebonden vooroordelen.
Vooroordelen b.v. ook t.a.v. coëducatie.
In Goes kwam in 1871 bij B. en W van
een aantal ouders het verzoek binnen om
hun dochter toe te laten tot de H.B.S. In
een roerige raadsvergadering zei mr. Han-
lo letterlijk Weert, weert de meisjes!
Want het is de ondergang der H.B.S. Uit
een pedagogisch oogpunt zijn er grote
bezwaren tegen de toelating van meisjes.
Zij zal nadelig zijn voor de studie van de
jongens. Er zal gekheid gemaakt worden
en wie weet wat er nog meer zal ge
beuren".
De reeds toegelaten meisjes moesten ver
dwijnen.' 't Gevolg: In 1876 werd een
H.B.S. voor meisjes gesticht. In 1893
werden ook meisjes toegelaten op de ge
meentelijke jongens-H.B.S.
Pas né de financiële gelijkstelling (1920)
konden de gemeentebesturen een wat an
dere koers varen t.a.v. de behartiging van
de onderwijsbelangen. Elk jaar moeten de
vergoedingsbedragen per leerling voor de
leermiddelen worden vastgesteld. Tot
lang na de tweede wereldoorlog bleef men
in Zeeland in dit opzicht opmerkelijk
zuinig. In de veertig- en vijftigerjaren komt
in de onderwijsverslagen van de inspec
teurs herhaaldelijk de klacht voor dat ge
middeld de Zeeuwse gemeenten ge
volgd door Limburg de laagste be
dragen vaststellen van alle provincies.
Nog in 1959:Met pijn in het hart moet ik
constateren dat het vergoedingsbedrag
per leerling in 1959 in Zeeland zeer laag
ligt.
Geleidelijk aan is hierin verbetering ge
komen. Maar voor sommige gemeenten
schijnt het probleem van de lage ver
goedingen nu verplaatst te zijn naar de
financiering van het R.P.C.Z.
Over het algemeen vatten momenteel de
Zeeuwse gemeentebesturen hun taak
t.a.v. het onderwijs ernstig op. Vooral in
de steden en sommige grotere gemeenten
is het leermiddelenbedrag op behoorlijk
hoog peil; men is vrijwel overal actief met
scholenbouw en men stelt tijdig plannen
op voor schoolstichting, daarbij al dan
niet gesteund door de Provinciale Onder
wijs Commissie (P.O.C.), door E.T.I. of
Stichting Zeeland; alle drie niet meer weg
te denken in het beleidsvormend proces
van de overheid.
Maar nog in 1958 schrijft de inspecteur in
zijn jaarverslag nadat hij eerst een „alles
zins begrijpelijk" heeft genoteerd over de
omzetting van twee openbare scholen in.
Rooms Katholieke in de katholieke ge
meenschappen Overslag en Pauluspolder:
„De omzetting echter van de openbare
lagere twee-mansschool te Hulst in een
hervormdeis op zichzelf eigenlijk min
der aanvaardbaar of begrijpelijk. De goed
deels r.k. gemeenteraad van Hulst wilde
namelijk uitsluitend r.k. leerkrachten be
noemen aan deze school, waarvan de
overgrote meerderheid der leerlingen van
prot. chr. huize was. Dit „namen" de ou
ders niet en toen is op herhaald verzoek
van de kerkeraad der ned. herv. gemeente
deze school gesticht.
En de inspecteur voegt eraan toe: „Men
kan hier dus min of meer stellen dat de
openbare lagere school de dupe is ge
worden van haar eigen organisatievorm."
En daarbij kan mefi weer opmerken:
„doordat het gemeentebestuur een on
juist begrip had van haar taak als school
bestuurder.
De provinciale overheid heeft na de inwer
kingtreding van de wet op het L.O. in
1920 weinig directe bemoeienis gehad
met het onderwijs. In het Provinciaal Ver
slag van 1921 schrijven G.S. „De
bemoeiingen van de provincie met het
onderwijs bepaalden zich in het afgelopen
jaar tot het verlenen van subsidièn.
Pas na de tweede wereldoorlog heeft ze
haar activiteiten vergroot. Het lid van Ge
deputeerde Staten, de heer A. Schout,
tevoren hoofd van een christelijke school
te Vlissingen, heeft in belangrijke mate bij
gedragen tot de opbouw van veel ver
nielde schoolgebouwen. Ook na de
watersnood van 1953. In het tijdperk
1945-1955 werden 34 nieuwe kleuter
scholen gebouwd (terwijl er nog geen
kleuteronderwijswet was) en bijna 40 la
gere scholen.
Daarna kon het jaarlijkse bouwvolume,
mede vooral door de aanhoudende zorg
van de drie zeeuwse inspecties, belangrijk
worden verhoogd. Op dit ogenblik wordt
het kleuteronderwijs in 244 schoolge
bouwen gegeven die alle na de oorlog zijn
gebouwd of grondig hersteld. Bij het lager
onderwijs is meer dan 90% van de ge
bouwen naoorlogs.
De rijksoverheid bestuurt in Zeeland thans
6 schoolgemeenschappen, met inbegrip
van 2 lagere scholen. Alleen de Rijkspeda-
gogische Academie te Middelburg wordt
100 jaar lang vanuit Den Haag bestuurd.
Maar nimmer had ze een Minister of
staatssecretaris op bezoek. Oostburg, de
jongste rijksschool, had tweemaal minis
terieel bezoek (1920 en 1924), maar dat
hield verband met de annexatiedreigingen
van Zeeuws Vlaanderen.
Eén keer kreeg de toenmalige rijkskweek
school een koninklijk danktelegram. Dat
was in 1881 toen het nieuwe gebouw van
de rijksleerschool was geopend en de di
recteur een telegram van huldebetoon aan
Z.M. de Koning had gezonden.
Alleen de lagere school van Kattendijke
heeft een ouder schoolgebouw (1875)
dan deze rijksleerschool; maar wel ver
nieuwd.