ZEEUWS TIJDSCHRIFT DAPPER VROUWELEVEN dr. P. J. Meertens Over het teven van Dr. Ghijsen is niets a/s goed te zeggen. Met deze negatieve constatering begin ik dit woord van herinnering aan het teven van de vrouw die ik pas teerde kennen toen ze at op middelbare leeftijd was en op literairhistorisch gebied at bekendheid had, door haar studies over Betje Wolff en Aagje Deken. Ik bezocht haar voor de eerste keer toen ze at in Domburg met haar moeder op de Lijsterhof woonde. Er waren plannen voor een Zeeuws dialektwoordenboek waarvoor zij was aangezocht. Het bleek me bij het eerste gesprek dat ze nog minder van taalkunde afwist dan ik. Maar ze kende goed Middelburgs, wat ze voor had boven mij. Zij bleek bereid de voorbereiding en de samen stelling van het woordenboek op zich te nemen en ik maakte deel van het bestuur uit dat haar werk zou be geleiden. Zo zag ik haar ieder jaar, vijf enveertig jaar lang. Ik ben met haar nooit op intieme voet geweest. We hebben elkaar nooit ge tutoyeerd. Soms leek het wel of ze daartoe een poging waagde door, in een grotere kring, over te gaan tot de je-aanspraak, maar nooit zo dat ik vrij moedigheid had om haar daarin te volgen. Klaarblijkelijk zag ze in mij de stijve Middelburger die ik ook ben. Voor haar familie was ik een vreemde; haar dood moest ik uit de krant vernemen. Anderen hebben dus meer en betere persoonlijke herinneringen dan ik, die haar vooral uit haar werk ken. Daarin zijn twee hoogtepunten: het Woorden boek en Dapper Vrouweleven. Ze zijn heel verschillend van aard en het enige dat ze gemeen hebben is dat ze beide Zeeuws zijn. Toen ik op haar tachtigste verjaardag haar mocht toespreken, vatte ik de karakteristiek samen als een dapper vrouweleven. Want dat was het. Niet genoodzaakt voor haar brood te werken, heeft ze toch haar leven lang gewerkt, tot haar dood toe. In het middelpunt van haar activiteit staat het Woordenboek der Zeeuwse dialecten, dat na vijfendertig jaar stage arbeid in 1965 werd voltooid. Een half leven had ze daaraan gewerkt. Er is veel voorstel lingsvermogen voor nodig om zich dat in te denken. Aan Van Dale wordt het woord toegeschreven dat wie zijn vader en moeder heeft vermoord nog te goed is om een woordenboek te schrijven. en hij kon uit eigen ervaring spreken. Alleen met hulp van mevrouw K. J. van de Putte heeft dr. Ghijsen uit de vele duizenden gegevens moeizaam het woordenboek samengesteld. Een deel van de persklare kopie ging bij de brand van de Provinciale Bibliotheek verloren en moest uit de fiches, die gelukkig bewaard waren gebleven, opnieuw worden samengesteld. Omstreeks haar vijfenveertigste was ze met het werk begonnen en het werd aan de voor avond van haar tachtigste jaardag vol tooid. Ze heeft het voorrecht gehad nog tien jaar gezond en in het bezit van haar geestvermogens te leven ener getuige van te kunnen zijn hoezeer haar werk gewaardeerd werd door de Zeeuwen, maar evenzeer door de weten schap. Gerard Brom Haarvaderwasuiteenrooms-katholieke Limburgse familie geboren maar voor zijn huwelijk had hij al gebroken met zijn geloof, onder invloed van Multatuli. De kinderen uit het gezin werden on kerkelijk grootgebracht en de dochter is dit ook gebleven. Toen ze in Leiden ging studeren ontmoette ze daar als vakgenoot de student Gerard Brom, een fervent katholiek, later hoogleraar in Nijmegen. Er stond wereldbeschou welijk een grote afstand tussen beiden, maar dat verhinderde niet dat zij een grote achting en bewondering voor elkaar hadden, waarvan een etsje van Toorop, door Brom aan haar gegeven, het stoffelijk bewijs is. Ik had eens een lang gesprek met hem over haar waar uit bleek hoe goed hij de mens en de schrijfster kende. Dit gesprek gaf me een dieper inzicht in haar persoonlijk heid. Het bevestigde me in mijn over tuiging, die ik al in de eerste zin van deze vluchtige notities uitsprak dat er niets als goeds te zeggen valt. Al tijdens haar leven werd een straat in Domburg naar haar genoemd, wat welverdiend was. Ze maakte ten volle deel van de Domburger gemeenschap uit en was voor iedereen „juffrouw" Ghijsen. Ze is heel oud geworden en tot vrijwel het laatst toe blijven werken. Moest het zo zijn dat een mens in dit aardse bestaan al het loon krijgt voor zijn leven, dan zou zij het lot dat ze heeft verdiend zijn ten deel gevallen. Ze heeft wat men noemt een gelukkig leven gehad. Dat zal iedereen haar hebben gegund. Ze had een gemakkelijk en rustig leven kunnen leiden, vrij van beslommeringen. In plaats daarvan heeft ze zich een werk op de hals gehaald waarvan ze wist dat het haar veel moeite, ergernissen en verdrietelijkheden zou berokkenen. Toen het werk van het Woordenboek op haar weg kwam, heeft ze dat ge kozen. Daarmee heeft ze de Zeeuwen een werk van onschatbare betekenis nagelaten. Dit jaar overleed, 91 jaar oud, dr. Hendrika Ghijsen, redactrice van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten en literatuur historica. De redactie van het Zeeuws Tijdschrift heeft gemeend de zeer bijzondere plaats die Rika Ghijsen in de Zeeuwse samenleving innam, te moeten doen betichten door een aantal mensen uit de kring van haar vrienden, medewerkers en vakgenoten. Dit extra-nummer wil tevens een bescheiden ere-saluut zijn aan één van de meest bescheiden en gewaardeerde mede werkers van het Zeeuws Tijdschrift.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 43