de lof der volhoudendheid
al doende leert men. Toen het woor
denboek ongeveer persklaar was, kende
ze de karakteristieke verschillen tussen
de Zeeuwse dialecten uit haar hoofd en
kon ze de klanken, ook die ze niet van
Walcheren kende, uitstekend uitspreken.
Dat heb ik ervaren bij die tochten in
1962.
Vanaf 1929 tot de verschijning van de
derde aflevering in 1964 heeft ze er aan
gewerkt. Dertig jaar ervaring in onder
zoek en verzamelen, volgend op onge
veer evenveel jaren van horen en luiste
ren in haar naaste omgeving, zijn aan de
verschijning voorafgegaan. En ik kan me
geen uitlating van haar herinneren die
er op kon wijzen dat ze er langzamer
hand genoeg van had. Integendeel.
De grote tegenslag in de tweede wereld
oorlog heeft haar niet de moed benomen
om door te gaan, zoals De Bruin heeft ver
meld.
Opnieuw werd de kopij klaar gemaakt,
nu in duplo; de duplicaten werden op
geborgen in het Instituut voor Dialecto
logie in Amsterdam. Toen gebeurde er
geen ramp meer en na de oorlog was de
hele kopij, in duplo, intakt.
De tot nu toe verschenen dialectwoor
denboeken zijn elkaar zeer ongelijk. Het
Zeeuwse kan ik het best vergelijken met
het Groningse woordenboek van K. ter
Laan. Net als dit is het verlucht met
soms onnodige, soms erg illustratieve
plaatjes. De aantrekkelijkheid van beide
boeken is vergelijkbaar, maar de weten
schappelijke waarde van het Zeeuwse is
oneindig groter. Geen ander dialect
woordenboek dan het Zeeuwse, ver
schenen vóór 1964, verantwoorde zo
volledig de varianten van het dialect van
plaats tot plaats, zoals het hier is ge
beurd.