DE VOORTGANG VAN EEN ONDERZOEK
Zeeuwse dialectzaken Michie! de Visser 12
In dit artikel wordt de vraag aan de orde gesteld of het Zeeuws woordenboek, sneller dan het ver
dient en sneller dan nodig is, misschien gevaar loopt te verouderen. Deze vraag wordt niet zonder
meer bevestigend beantwoord; wel worden, met betrekking tot het onderwerp, enkele zaken op een
rijtje gezet die ongetwijfeld reeds de aandacht zullen hebben van belangstellenden en belangheb
benden. In het verlengde van de vraag wordt gewezen op de wenselijkheid van verder onderzoek
mèt behoud van de hoge qualiteit waardoor dit tot nu toe steeds werd gekenmerkt. De grondge
dachte is: Voorkomen dat later zou kunnen worden gezegd: in de tweede helft der zeventiger jaren
is er een zekere stilstand ingetreden in het Zeeuws dialectonderzoek.
1. Een vereniging en haar werk
1.1. Zeeuwse taal.
,,Er bestaan geen Belgen." Een bekend
Nederlander, Belgofiel en taalkenner,
slaakte ooit in het openbaar deze kreet.
Hoe goed bedoeld ook, de slogan was te
provocerend. Zelfs de meest populaire
volksmenner wordt zó'n uitspraak niet in
dank afgenomen.
Nee, als je een kernachtige verklaring wilt
afleggen over de cultuur van een land of
een gewest, kun je dat maar beter doen op
een manier zoals het provinciaal bestuur
van Zeeland het eens deed: het liet ooit
een film vervaardigen met de veelzeggen
de titel Er zijn nog Zeeuwen.
Allicht. De taak van een provinciaal be
stuur is niet van cultuur-provocerende
aard, maar van cultuur-bevorderende
aard; met een knipoog naar de filmtitel
kun je zelfs zeggen: van cultuur-beves
tigende aard.
Zeker. Er zijn nog Zeeuwen. Er is een
Zeeuwse cultuur. Voor wie het begrip
Zeeuwse cultuur te zeer riekt naar re
gionale romantiek of gewestelijke door-
drammerij, kies ik een andere formulering:
er is een bloeiend cultureel leven in Zee
land en in veel opzichten draagt dat een
eigen stempel.
Wie cultuur zegt, zegt taal. Als er ooit zo
iets heeft bestaan als een eigen Zeeuwse
cultuur niemand zal het betwijfelen
heeft de Zeeuwse taal in al haar ge
schakeerdheid daarin een hoofdmoment
gevormd; als er vandaag de dag nog
Zeeuwen zijn niemand zal het ont
kennen is het soort Zeeuws dat ze al of
niet spreken kenmerkend voor de sociale
laag waartoe ze behoren of wensen te be
horen.
Het belang van een juist en vooral ook up
to date inzicht in die Zeeuwse taal in al
haar geschakeerdheid lijkt me buiten kijf
te staan. Toch wil ik dat belang hier on
derstrepen en aangeven waarom het nog
steeds dient te wórden onderstreept.
Zeeuwen hebben het belang van een goed
inzicht in taal, dialect en alles wat ermee
samenhangt, trouwens lang geleden al
onderkend; in 1929 schiepen ze zich een
apparaat voor taaiverkenning, de
Zeeuwse Vereniging voor Dialectonder
zoek. De verdere geschiedenis is bekend;
het werk van de vereniging vond zijn be
kroning in een uitgebreid opslagsysteem,
toegankelijk voor idereen: het Woorden
boek der Zeeuwse Dialecten (hierna mees
tal kortweg te noemen: WZD of woorden
boek). (1).
Dit WZD kreeg de lauwerkrans die het
verdiende, maar de redactrice en de me
dewerkers in het veld (de informanten)
hebben de lof die hen ten deel viel, niet
willen zien als lauweren om op te rusten;
de dialect-enquêtering werd voortgezet in
de vorm van nalezingen.
1.2. A/s je iets begint.
De laatste jaren is er in bepaalde bladen en
tijdschriften relatief gezien heel wat ge
schreven over dialectonderzoek in Zee
land. Vooral twee gebeurtenissen gaven
daartoe aanleiding. De eerste was een bij
zonder prettige: het verschijnen, in sep
tember 1974, van de derde druk van het
woordenboek; de tweede kwam helaas
aan als een onheilstijding: het overlijden,
in maart 1977, van Ha.C.M. Ghijsen, se
cretaresse sinds het eerste uur van de ver
eniging, tevens redactrice van het WZD.
Nu in dit artikel opnieuw aandacht wordt
gevraagd voor het werk van de vereni
ging, kan de aanleiding daartoe niet ge
heel worden losgezien van de gebeurte
nissen in 1974 en 1976, maar aanleiding is
niet hetzelfde als reden, en de reden is dit
maal van andere aard: de kern van dit ar
tikel is een uiterst voorzichtige vraag in de
marge van een monumentaal werk, met
daaraan vastgeknoopt een kort pleit voor
behoud van qualiteit bij verder onderzoek.
Taal en Tongval21 (1975), 173-175, geeft
een bespreking van de derde druk van het
WZD. (Taalen Tongval, hierna kortweg te
noemen TT, is een tijdschrijft voor dia
lectologie.) De bespreking is van de hand
van P.J. Meertens ik citter:„f.we willen
er toch nog even op wijzen dat de ver
schijning van een derde druk van een dia
lectenwoordenboek een uitzonderlijke ge
beurtenis is, die in ons taalgebied alleen
aan Gezelle's Loquela en het West-
vlaamsch Idioticon van De Bo te beurt is
gevallen. Noch de samenstelster, noch
de uitgever hebben dit succes verwacht.
Nu het toch gekomen is moet men zich af
vragen of er dan toch sprake is geweest
van een misrekening. Achteraf had ieder
een kunnen voorspellen dat er voor dit
Zeeuws woordenboek veel belangstelling
zou zijn. Zeeuwen lezen graag Zeeuws
dialect (2)
Ik voeg er aantoe: het WZD is niet slechts
een Zeeuwse aangelegenheid gebleven; in
vakliteratuur voor taalkundigen, volks-
kundigen, dialectologen, studerenden
enz. wordt vaak verwezen naar het WZD
als gezaghebbende bron. Deze toevoe
ging aan het citaat is niet bedoeld als een
correctie óp het citaat; aan Meertens is dit
feit vanzelfsprekend bekend. Ik wil enkel
dit zeggen: wie vandaag de dag nog denkt
dat het Zeeuws woordenboek hoofdzake
lijk door Zeeuwen wordt ter hand ge
nomen, vergist zich.
In hetzelfde tijdschrift, TT 28 (1976),
6-18, vindt men het herdenkingsartikel
„Hendrika Catharina Maria Ghijsen" van
M.P. de Bruin. Na lezing van dit artikel zal
men niet licht die ene zin vergeten, een zin
die als devies heeft gegolden in een op be
wonderenswaardige wijze ingevuld men
senleven: „A/s je iets begint, moet je tot
het eind toe volhouden.(3)
Zo'n zin, zo'n devies, was kenmerkend
voor mevrouw Ghijsen, centrale figuur in
en ziel vèn de vereniging; voor het Zeeuws
dialectonderzoek is geen beter motto
denkbaar.
2. Kanttekeningen in de marge van
een woordenboek
Voor een goed begrip: de opmerkingen
hieronder zijn niet afkomstig van een dia
lectoloog of taalkundige; ik mag alleen
maar zeggen dat ik het WZD vaak en ook
op intensieve wijze gebruikte en nog ge
bruik, dat ik het jarenlang met veel vrucht
heb geraadpleegd. Want één ding moet
vóór alles duidelijk zijn: wat ik zeg en me
afvraag komt slechts voort uit respect
voor het werk van de Zeeuwse dialect
onderzoekers; wie zich ook maar enigszins
in dit werk verdiept, verbaast zich over het
tegelijk minitieuze en monumentale ka
raktervan het woordenboek.
Wie verder bedenkt dat alle werk in feite
geheel belangeloos werd verricht alleen
voor de uitgave zelf werd een beroep ge
daan op subsidiërende instanties beseft
dat Zeeland, en niet alléén Zeeland, nog