de voortgang van een onderzoek 15 speciaal daartoe uitgeruste weten schappelijke instituten; met uitzonde ring van Friesland (dat zich overigens mag verheugen in een volledig door het rijk gefinancierd project en daar naast beschikt over een akademie met M.O.-opleidingen) worden al die ge westen (en ook nog enkele hier niet ge noemde) rechtstreeks „bestreken" door universitaire instellingen. Finan ciën en organisatie hoeven dan niet steeds een zaak van aanhoudende zorg te zijn. Toepassing van moderne methodes is gewaarborgd. Volledigheidshalve vermeld ik dat de Zeeuwse vragenlijsten werden gecontroleerd op het In stituut voor Dialectologie te'Amsterdam; initia tief, leiding, verwerking, redactie van het WZD enz. berustten echter in Zeeland. De linguïstiek is hier te lande de laatste tien twintig jaren heel nieuwe wegen ingeslagen; de benadering is, populair gezegd, formeler en fun damenteler geworden. Wie hier tegenover stelt dat een aantal gewesten „er dan maar laat bij is" en dat een groot deel van het oudere taal eigen niet meer zal kunnen worden achterhaald, heeft toch maar zeer gedeeltelijk het gelijk aan zijn kant. Voor genoemde projecten is een overstelpende hoeveelheid wetenschappelijk gewogen en geordend ouder taalmateriaal al in afzonderlijke verzamelingen en publicaties aan wezig. Een en ander overziend waag ik me aan een voorzichtige veronderstelling. Plaats ik het Zeeuws dialectonderzoek naast een aantal andere projecten op het gebied van dialectonderzoek, dan wil het me voorkomen dat onderzoek elders vandaag de dag onder gunstiger omstandigheden kan plaatsvinden; niet overèl misschien, maar toch wel in grote delen van Neder land en België. Ik veronderstel bovendien dat dit bepaalde consequenties zal hebben voor wat betreft de eindresultaten. 2.2. Bijstellingen. Nu mag een woordenboek natuurlijk geen provinciaal prestige-object worden. Een vergelijking met andere projecten kan tot op zekere hoogte leerzaam zijn (men krijgt een kijk op faciliteiten e.d. in ver schillende gebieden), maar daarmee is dan ook het meeste gezegd. Men mag er niet zoiets uit distilleren als een graadmeter voor qualiteit; het overzichtje is geen „ver gelijkend warenonderzoek". Wie dialectonderzoek verricht zal zich trouwens wèl voortdurend op de hoogte stellen van ontwikkelingen elders en van nieuwe methodes. Men komt dan, om nog maar eens één ding te noemen, te staan voor het verschijnsel dat terminologiën de nare gewoonte hebben van tijd tot tijd te veranderen; ze moeten worden bijgesteld. Voor het op peil houden van de gebruiks waarde van een werk, is bijstelling op punten van terminologie een eerste ver eiste. Zo'n bijstelling vond al plaats bij de voor bereiding van de derde druk van het WZD. Meertens zegt hierover in zijn bespreking: Evenmin als bij de tweede druk is in deze nieuwe uitgave aan het eigenlijke woor denboek iets veranderd. Alleen is het voorwerk gedeeltelijk omgewerkt. Het voorstel daartoe is uitgegaan van Dr. Jo Daan, hoofd van het Instituut voor Dia lectologie van de Kon. Nederl. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. De bijschriften der dialectkaartjes (blz. xiv-xxviiizijn op bepaalde punten verdui delijkt of aangevuld en verder is voor de verklaring der Zeeuwse klanken gebruik gemaakt van de laatstverschenen, 6de druk 1972) van de Foniek van Prof. Dr. B. van den Berg. Dientengevolge zijn de vroegere subjectieve en daardoor niet altijd even duidelijke klankaanduidingen vervangen door andere, die in de leer van de fonetiek minder subjectief en daardoor minder onduidelijk zijn.(4) Let wel: aan het eigenlijke woordenboek is niets veranderd. De opmerking van Meertens inspireerde me tot een vraag. Is na deze efficiënte ver betering (bij stelling op punten van termi nologie) niet zo langzamerhand de tijd aangebroken om alvast eens te gaan na denken over een eventuele wenselijkheid van bijstelling op andere punten? Ik denk met name aan een wijziging van het voorwerk in dié zin dat bepaalde op merkelijke veranderingen in de dialecten mede kunnen worden aangeduid. Dat dit minder eenvoudig is dan het lijkt, besef ik. In zijn uiterste consequentie doorgedacht impliceert de vraag een andere, namelijk die naar nieuwe impulsen in het dialect onderzoek, naar een nieuw programma misschien. Een toelichting op dit punt is vereist. Wijziging van het voorwerk die verder gaat dan wijziging op punten van termi nologie, zal onder meer worden bemoei lijkt door de manier waarop het woorden boek is ingericht. Ik haast me eraan toe te voegen dat dit geen veronderstelling in houdt van een minder gunstige keuze bij de opzet; er kunnen zich echter ont wikkelingen voordoen die ook met het meest voortreffelijke systeem niet meer op een handige manier kunnen worden geregistreerd. Die mogelijkheid mag meen ik onder ogen worden gezien. 2.2.1 Inrichting van het WZD. Ter verduidelijking een korte opmerking over de inrichting van het WZD. Het woordenboek bestaat onder meer uit een algemeen gedeelte (het voorwerk) en een uitgebreide woordenlijst met aanvullingen en verbeteringen. De woordenlijst bevat, naast het gewone actuele materiaal, ook nog veel materiaal uit het laatste kwart van de vorige eeuw en uit de eerste tientallen jaren van deze eeuw. Zo verschaft het WZD overvloedig informatie over de Zeeuwse dialecten zoals die reilden en zeilden gedurende een periode van ruim vijfenzeventig jaar; met andere woorden: het is niet enkel maar een soort „nieuw Zeeuws woordenboek", het heeft ook een historische dimensie. In het voorwerk vindt men onder meer opmerkingen over spelling, uitspraak e.d., en ook een aantal genummerde kaartjes. Elk kaartje laat zien door welke Zeeuwse klank één bepaalde Algemeen Neder landse klank is vertegenwoordigd in af zonderlijke gebiedjes binnen het Zeeuws dialectgebied. Ik zeg het iets te beknopt en te onnauwkeurig; in feite gaat het om enkele Zeeuwse klankver schijnselen, om het gedrag van sommige klanken in bepaalde posities in de afzonderlijke gebiedjes. Bijvoorbeeld: waar valt de r uit vóór s en st (verse-vosse, worst-woste) en waar niet; Waar de treedt de Alg. ij (in het WZD aangeduid met „A.N.ij") die is ontstaan uit een oorspronkelijk lange (dit is de ij in woor den als kijken, dijk,/ op als ie en waar als ij, ai, enz. Dus: waar worden woorden a/s kijken, dijk uitgesproken a/s kieken, diek, waar a/s kijken, dijk, waar a/s kaiken, daik, enz. Op de kaartjes zijn daarvoor in afzonderlijke gebiedjes cijfers ingetekend; de cijfers geven niet de gebiedjes zelf aan, maar de klank die er regel is (of het ver schijnsel dat er regel is). De gebiedjes zelf wor den, waar nodig, gemarkeerd door stippellijnen. Boven de kaartjes staan verklarende bijschrif ten. Dit voorwerk is gekoppeld aan de woor denlijst: opmerkingen en vermeldingen in het voorwerk corresponderen met de hele woordenlijst, dus zowel met het ver ouderde als met het niet verouderde materiaal daarin. 2.2.2. Veranderingen in dialecten. Dat talen en streektalen voortdurend ver anderen, weet ieder uit eigen ervaring. Aangenomen mag worden dat sinds (en ook al vóór) de afsluiting van de woorden-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 57