honderd jaar onderwijs in zeeland 193 September 1889 wordt de lagere school voor meisjes geopend en reeds drie jaar later trokken „zeven van de aardigste zeeuwse meisjes tegelijk naar Etten!" nageoogd door de boze zeeuwse jonge mannen". De scholen voor de betere stand" bij na alle gemeentelijk werden bevolkt door de bezittende klasse; het schoolgeld was vrij hoog. Op de armenscholen kre gen allen kosteloos onderwijs. Van 1876 tot 1902 daalde het percentage leerlingen op de openbare lagere scholen dat kosteloos onderwijs kreeg van 62 naar 52. Op de bijzondere scholen bleef dat percentage vrij constant ongeveer 12. Geen wonder dat het aantal bijzondere scholen in het tijdvak 1876 tot 1902 maar langzaam steeg; van 30 naar 50. De hoge kosten voor het schoolbestuur en de schoolgelden voor de ouders belemmer den een snellere ontwikkeling. En de ge noemde stijging was bijna uitsluitend bij het gereformeerde bevolkingsdeel. Het aantal katholieke scholen in Zeeland steeg in dit tijdvak slechts met 3. Het begin van de 20e eeuw bracht belang rijke veranderingen voor het lager onderwijs: leerplicht en een verbeterde subsidieregeling voor het openbaar en bij zonder onderwijs. Daardoor werd het voor de voorstanders van bijzonder on derwijs mogelijk om zonder te hoge uit gaven eigen scholen te stichten en te beheren: van 1902 tot 1918 steeg het aantal bijzondere lagere scholen van 50 naar 99. Het is interessant om na te gaan welke taak de kerk daarbij heeft gehad. Bij het katholiek onderwijs kwam het initiatief als regel van de pastoor. Nog in 1918 werden 28 van de 31 katholieke scholen bestuurd door kerk of congrega tie. En niet altijd was dat kerkbestuur even bekwaam in zijn beleidsvoering. In een inspectieverslag van 1955 wordt vermeld: Wegens verregaande incompetentie heeft onlangs een school-kerkbestuur zich op last van hogerhand uit het onderwijs moeten terugtrekken". Momenteel telt Zeeland nog 13 katholieke kleuter- en lagere scholen die niet door een vereniging of stichting worden be stuurd. Bij het protestantse volksdeel is de rol van de kerk minder eenvorming geweest. De Gereformeerden hebben steeds ge tracht eigen scholen te stichten. Het ligt mede in de democratische bestuursstruc tuur van de kerkelijke gemeente dat de initiatieven voor de oprichting van scholen in overeenstemming met de wensen der ouders werden genomen door de zelfde mensen die ook de kerk bestuur den. In 1918 werden van 68 p.c. lagere scholen er slechts 2 direct door de kerk bestuurd. Maar wél blijken de dominees in schoolbesturen sterk vertegenwoordigd te zijn en bovendien wordt soms zelfs nog bij een nieuwe school anno 1966 de eis gesteld dat bestuursleden belijdend lid moeten zijn van de Gereformeerde Gemeenten. In het Curatorium van het Christelijk Lyceum te Goes, begonnen in 1947, waren 4 van de 5 leden predikant; in het bestuur van 20 personen zaten 6 pre dikanten. Veel belijdende lidmaten van de Ned.Herv.Kerk kozen voor de openbare school, vooral op het platteland. In veel dorpen vervulde de (hoofd) onderwijzer van de openbare school ook een kerkelijke functie. En in die openbare school werd soms tot voor kort de schooldag nog ge opend met een gebed. Dat was al meer dan 100 jaar tegen art. 42 van de lager-on- derwijs-wet, maar het werd blijkbaar door gemeentebestuur en inspectie oog luikend geduld. Den Haag is ver van Zee land. Bovendien vervulde de openbare school in sommige dorpen heel duidelijk een rol als „vluchtschool" voor de verschillende kerkelijke groeperingen die niet in staat waren om een eigen richtingsschool te stichten, ook nu nog. Zo was de openbare school in Oosterland een dorp met een sterk kerkelijk gebonden bevolking heel lang (tot 1950) de enige school. In Sta- venisse nog sterker kerkelijk gebonden is tot nu toe geen confessioneel onder wijs; alle kinderen uit deze gemeente be zoeken die ene openbare school (er is geen T.V.-toestel). Het merendeel van de kinderen op de dorps-openbare scholen komt uit gezin nen van ned. herv. signatuur. Eigenlijk is in Zeeland de schoolstrijd in 1920 met de financiële gelijkstelling niet geëindigd, maar toen pas begonnen. Eerst né 1920 ving de plaatselijke strijd aan om de stichting van scholen. In ongeveer 50 jaar steeg het aantal bij zondere lagere scholen met 72 (van 99 tot 171) en daalde het aantal openbare met 45 (van 155 tot 110). De oprichting van deze confessionele scholen werd meestal gestimuleerd en ge dragen door kerkelijke, politieke of schoolorganisatorische voormannen. Soms werd de openbare school „omge bouwd" tot een bijzondere. Ik noemde al het voorbeeld van Hulst. In Ritthem nam de kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente het initiatief tot oprichting van een „ver eniging voor Christelijk lager onderwijs" (opgericht 10 juni 1921). Allen ouders en personeel wekten daaraan mee en op 1 april 1922 werd de openbare school opgeheven en het hoofd, B.J. de Mey, zette zijn werk voort met dezelfde leer lingen in hetzelfde gebouw als hoofd van de bijzondere school. In Hoedekenskerke was er in 1952 een soortgelijk initiatief van de dominee toen het hoofd van de openbare school vertrok; ook met medewerking van de meeste ou ders. Maar toen het nieuwe hoofd van de bijzondere school met het onderwijs be gon bleef een klein groepje ouders trouw aan de openbare. Samen telden beide scholen nog geen 50 leerlingen. Reeds vóór 1940 schreef inspecteur Wit (zelf onverdacht voorstander van bij zonder onderwijs) in zijn jaarverslag: „De kleine dorpen „kunnen zich toch eigenlijk de weelde van 3 scholen niet veroor loven. Ik vraag mij af of uit kerkelijke ver schillen nu inderdaad pedagogische voort vloeien die een afzonderlijke school (Her- vormd-Gereformeerd-Oud Gereformeerd) noodzakelijk maken." En op het ogenblik werken de beide schooltjes te Hoedekenskerke weer samen aan een gemeenschappelijke schooltuin. Bij het Voortgezet Onderwijs is de be doelde schoolstrijd om die stichting van scholen pas goed op gang gekomen na 1945. De nu bloeiende bijzondere school gemeenschappen te Goes, Middelburg, Oostburg en Terneuzen zijn alle opgericht na de tweede wereldoorlog. Dat kostte vaak veel en langdurig voor-overleg en geschipper. De p.c. school in Terneuzen kon alleen maar star ten als dépendance van Goes. Zo was al in 1920 in Hulst getracht om on der één bestuur en met één directie (ge zien het aantal te verwachten leerlingen) een r.k. handelsdagschool en een middel bare land- en tuinbouwschool te stichten. Maar dat was onmogelijk omdat de beide schooltypen niet onder hetzelfde Ministe rie vielen. En pas in 1942 groeide de te voren opgerichte handelsdagschool uit tot een H.B.S.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1976 | | pagina 5