honderd jaar onderwijs in zeeland
Zowel voor het algemeen voortgezet als
voor het beroepsonderwijs bezit Zeeland
nu een aantal goed functionerende con
fessionele scholen en schoolgemeen
schappen. Misschien niet helemaal ten
onrechte wordt beweerd dat daardoor de
deelname aan het voortgezet onderwijs
vanuit het platteland belangrijk is toege
nomen.
Maar het ziet er niet naar uit dat de
schoolstrijd in Zeeland voorbij is, ook al
zijn er duidelijke aanwijzingen voor een
grotere bereidheid tot samenwerking.
de onderwijzer
De derde misschien de belangrijkste
partij in het onderwijsgebeuren is de
kleuterleidster, de onderwijzer, de leraar.
Dr. H.W. Fortgens schreef in het gedenk
boek van het Stedelijk Gymnasium te
Middelburg: „De betekenis van een
schoot berust op de bekwaamheid en ijver
van de docenten". Hoe deze uitspraak
ook kan worden verstaan, beaamd of aan
gevochten, ze plaatst in elk geval de
docent in het middelpunt van het school
gebeuren.
Honderd jaar geleden was het met de
bekwaamheid en de ijver der schoolmees
ters zeer verschillend. Uit de schoolop
zieners-verslagen rond 1890 citeer ik:
kwijnend achteruitgaand onder-
wijzersnoodzeer veel te wensen over
latend bezwaren te bekend om te
noemen". „In 1877geeft een onbevoegde
en didactisch onbekwame vrouw in Ede
les aan 30-60 kinderen. Ze verklaart
openhartig; „Schrijfonderwijs geef ik niet.
Ik kan trouwens zelf niet schrijven. Dat
moeten de kinderen zichzelf maar leren.
Maar dat was wel op de Veluwe.
Tot 1876 bezat ons land 3 rijkskweek
scholen (Haarlem, Groningen en Den
Bosch) en 2 p.c. kweekscholen (Nijmegen
en Zetten). Die leverden samen per jaar
minder dan 100 onderwijzers. Verreweg
de meeste onderwijzers waren gevormd in
de praktijk van de normaallessen in de
normale (d.z. gewone) klassen van de la
gere school. Dat heeft in Zeeland zo ge
duurd tot in 1923 de laatste kwekelingen
van de normaallessen van Vlissingen
werden overgeplaatst naar de rijkskweek
school te Middelburg.
Die normaallessen, openbaar en bijzon-
Grijpskerke, de christelijke lagere school