de molens van sas van gent - Philippine - westdorpe
22
kwam daarin snel verandering. Sas mocht
immers geen handelsplaats worden. Het
stapelen en verkopen van goederen was
hier verboden om Gent niet te benadelen.
Maar na het overgaan van de vesting ont
stond hier een levendige handel. En weldra
waren er beurtschippers op Vlissingen,
Middelburg, Veere, Goes, Dordrecht, Rot
terdam, Delft, enz. Op 15 mei 1648 werd
door H H Mogende der Staten Generaal
der Verenigde Nederlanden al een octrooi
afgegeven op het gemaal, bier en de waag.
Dit octrooi werd verlengd op 14 mei en 9
juli 1717. In 1648 bedroeg de meelaccijns
één stuiver van iedere zak rogge. Uit deze
enkele historische gegevens mag over
duidelijk blijken dat Sas van Gent al vóór
1"644 de beschikking had over zeker één
molen.
Nog enkele feiten uit het verleden mogen
dit verhaal over de Sasse molens comple
teren.
In 1694, in de tijd dat men volop bezig
was de vestingwerken te verbeteren en
uit de breiden, is een boekweitmolen
verbrand.
De invoer van graan en tarwe heeft
bijna altijd plaats gevonden vanuit de
Autrichenpolder, de Canisvlietpolder
(voor zover deze werd bebouwd) en de
Sint Albertpolder. Bijna steeds deden
zich daarbij moeilijkheden voor want
evengoed als tegenwoordig, was ook
toen de handel gebonden aan alle
mogelijke reglementen en voorschrif
ten. Vaak werd de Raad van State ge
moeid met het vinden van oplossingen.
In 1709 was P Ridderhuis (de Jonge)
weger van 't graan dat naar en het
meel dat van de molen werd vervoerd.
Van iedere zak meel genoot hij 4
duiten^ en van een zak graan 2 duiten.
David Davidse was boekweitpeller en
grutter. Op 7 oktober 1728 verscheen
er een resolutie van de Raad van State
om hem te beletten dat hij het meel
van buiten in de vesting bracht. Op 25
juli 1732 kwam dit te vervallen.
In 1750 waren er in Sas van Gent 2
windkorenmolens en 1 rosmolen. In
1747 was er wel een molen omgewaaid
maar de Staten-Generaal hebben de ei
genaar gelast deze weer op te bouwen.
Toen dat in 1751 nog niet was gebeurd
vroeg die eigenaar, Samuel du Pont,
schepen van Sas van Gent en notaris,
ontheffing van de herbouwplicht, welk
verzoek overigens werd afgewezen. Of
het van deze heer du Pont was dat later
de heer Verschaffel de molen kocht,
heb ik niet kunnen vinden, maar het
lijkt mij zeer waarschijnlijk dat een
nakomeling van hem de eigendoms
overdracht regelde.
Op 9 april 1785 bezat Sas van Gent
volgens een opgaaf van het toenmalige
gemeentebestuur 1 waterkorenmolen
onder de wallen en 2 windkorenmolens
op de wallen.
In de jaren 1790/1791 werd per week
uit Vlaanderen hier ter consumptie
aangevoerd: 26 zakken tarwe, 18 zak
ken rogge, 4 zakken boekweit en 2
hoornbeesten en 1 kalf.
9 31 augustus 1794 gaf de Prins van
Hessen Darmstadt bevel aan Johannis
de Pauw om zijn molen af te breken.
Die molen stond op het bastion Coe-
hoorn en de afbraak gebeurde op ver
zoek van de commandeur van de ves
ting.
Op 9 juni 1823 verklaarden Pieter van
Goethem, rentenier, Johannes Adri-
aansen, schipper, Elisius Stubbé, win
kelier en Johannes Petrus Willems, lo
gementhouder dat Eerst na verloop
van vier jaren het hem (Johannes de
Pauw) heeft mogen gelukken den zei
ven ten zijnen kosten wederom op te
bouwen en zij geen hoe ook genaamde
kennis dragen gemelde Jan Francies
de Pauw ooit of immer zo min uit hoof
de van de aanzienelijke hierdoor ge-
ledene verliezen als wegens de stagna
tie van de voortzetting van zijn beroep
toegebracht eenige hoe ook genaamde
schadevergoeding heeft genoten"
In 1822 werd een poging gedaan tot
wederoprichting van de inmiddels ver
loren gegane graanmarkt. Uit het toen
vastgestelde reglement blijkt dat tus
sen 9 en 10 uur 's morgens verkocht
mochten worden: gerst, haver, bonen,
erwten, boekweit, lijn, kool, klaver
zaden, vlas en aardappelen.
Tarwe en rogge mochten verkocht
worden tussen 10 en 12 uur.
Stadswerkers waren toen Pieter Adri-
aan Feijen, Jan de Mul, Jan van der
Stock, Guillismus Arends, Francies
Dingenis, Lambertus Pieter Burgmeijer
en Pieter Dronkers.
Tot slot dan nog een historisch grapje! j
dat één ketel had en 3 pk sterk was.
Dominicus Verschaffen heeft in 1853 in
zijn molen een stoomwerktuig ge
plaatst dat één ketel had er 3 pk sterk
was. De akte van vergunning daar
voor is toegezonden door de minister
van binnenlandse zaken van 16 decem
ber 1852, onder nr 160, 6e afdeling.
Die vergunning moest in de molen 'j
zichtbaar worden opgehangen en van
dat gebeuren moest het gemeentebe
stuur kennis geven aan de Commissa
ris van de Koning. Dat is gebeurd bij
brief van 11 januari 1853. Op de kant
van die brief is de vraag aangetekend:
„Hangt* het reeds?" Daaronder staat
dan de aantekening „Ja wel Mr"!
In 1861 ging alles nog op de oude voet
verder maar „olie slaat men tevens met
den zelve, doch zeldens. De stoom-
koornmolen werkt alleen bij winde
loosheid"
Philippine
Jkvr Collot d'Escury schrijft over de
molen van Philippine in haar boekje dat
hiervoor genoemd is het volgende:
„De open standerdmolen is in 1854 vanuit
Gent naar hier geplaatst. Van 1868 tot
1913 was D. Corne/is eigenaar, daarna
zijn zoon C. Corne/is. in 1914 is de molen
bij hevig en wind naar beneden gestort,
alleen de staak bleef staan. Op den molen
stond Anno 1774", vermoedelijk het jaar
waarin de mo/en gebouwd is. Vóór 1854
heb ik op kaarten geen mo/en in Philippine
gevonden
De heer J Ch Cornelis weet in het door
hem geschreven boekje over „Stad en
Land van Philippine in de historise
1505-1955", over de molen wel wat meer
te vertellen. Op de blz 22 en 23 is het vol
gende te lezen:
„Reeds betrekkelijk vroeg wordt de mo/en
vermeid. Altijd heeft hij op dezelfde plaats
gestaan, namelijk op de buitenwal van het
westelijk bastion van het Kasteel. De
molenberg van tegenwoordig is ongeveer
het laatste wat hiervan over is. Ai in 1651
wordt er voor de magistraat een over
dracht van de moten aanhangig gemaakt
door de molenaar Joos de Bruyne die naar
Axel vertrok en zijn pacht overdeed aan
Pieter Carpentier, „gewesen molenaar van
der neuzen". De pacht bedroeg f 400,
's jaars. Andere stukken betreffende de
molen in de eerste tijd handelen b. v. over