de molens van sas van gent - Philippine - westdorpe 23 een proces ten ja re 1715, als M Peridewijn aanspraak maakt op een gedeelte van de opbrengst. In 1715 werd pachter een zekere J de la Sarte. Een stuk uit 1749 noemt als pachter Daniël Dooge. Molenaar de Clerq krijgt in het jaar 1783 een reprimande, omdat hij oude tarwe ge malen heeft, hetgeen de bezorgde ma gistraat erg schadelijk oordeeltalles om redenen er „geen goed Brood van word gebakken en dus ongezond is voor den eten". In de Franse tijd heeft de familie Claeijs de molen ge-exploiteerd; de molenaar wordt zelf lid van het bestuur der gemeente. Kort nadien schijnt de molen te zijn afge broken, althans in 1824 vermeldt de bur gemeester, dat er geen korenmolen in zijn gemeente bestaat. Pas in 1854 komt Dom. Corne/is weer een molen oprichten, welke vanuit Gent naar hier werd getransporteerd. Blijkens het jaartal in de kap was hij daar gebouwd in 1774. Deze molen is omgewaaid in maart 1915. Het bedrijf werd toen mechanisch ingericht. Met betrekking tot de laatste molen van Philippine is er niet veel verschil in beide beschrijvingen. Alleen, de heer Cornelis noemt het jaar 1915 voor het verloren gaan, terwijl Jkvr Collot daarvoor 1914 aan geeft. De gegevens van Cornelis zijn juist en het moet met enige spijt worden geconstateerd dat ook de molenberg van tegenwoordig niet lang meer het laatste zijn zal van hetgeen er over is van het ver leden. Men is immers ijverig doende om die molenberg af te graven om, zoals een reclamebord aangeeft, plaats vrij te maken voor woningbouw. Westdorpe Net als bij Philippine volgt hier eerst het verhaal van Jkvr Collot d'Escury over de Westdorpse molen, opgenomen op blz 35 van haar boekje: „De foto van dezen molen werd in 1906 genomen tijdens de feestelijkheden, die plaats vonden bij het inhalen van den nieuwen Pastoor. Sinds 1842 behoorde de molen aan de familie P/asschaert, die hem had overgenomen van Fr R Hamerlinck; van 1913-1916 was P van Waterschoot eigenaar, die den molen deed afbreken, omdat hij vond dat de huizen in den omtrek het malen te veel be lemmerden. Hoe oud de molen is, konden wij niet nagaan. Op kaarten van 1644, 1699, 1750 en 1790 komt een molen te Westdorpe voor. Ook in een bron uit het jaar 1548 wordt over een molen ge sproken, maar deze stond waarschijnlijk op een andere plaats" Antwoord geven op hetgeen in de laatste zin van het voorgaande werd veronder steld, zou betekenen de geschiedenis van Westdorpe beschrijven. Een vrije heerlijk heid, die eerder in de geschiedenis te vinden is dan Philippine en Sas van Gent, maar die bijzonder veel geleden heeft van overstromingen e.d. Zo was er ook in 1586 een overstroming waarbij naar alle waarschijnlijkheid de toen reeds bestaan de molen gespaard is gebleven. Nadat er opnieuw bedijkingswerken waren uitge voerd werden er spoedig enkele huizen en boerderijen in de omgeving van die molen gebouwd waardoor het eerste deel van' het tegenwoordige Westdorpe ontstond, dat „Klein Gent" werd genoemd. Isabella, dochter van Philips II, trouwde in nov. 1598 met Albertus van Oostenrijk en kreeg van haar vader de zuidelijke Neder landen als bruidsschat. Zij schonk de schorren van Westdorpe aan het kapittel der Kanunniken van de Onze Lieve Vrouwe kerk in Antwerpen. Van daaruit vroeg en verkreeg men in 1617 toestem ming om de schorren te bedijken die 130 jaren onder invloed van de zee waren ge weest. Uit dat octrooi ontstond de Vrij heerlij kheid, terwijl de nieuwe polder de naam van „Autrichenpolder" kreeg. Aan het octrooi mochten verschillende rechten worden ontleend, zoals de vrije vogel vangst, de visserij, de jacht en ook het recht van de wind, hetgeen zoveel wil zeg gen dat er molens gebouwd mochten worden. Voor iedere molen die er ge bouwd zou worden moest men wel 2 zakken graan naar Gent brengen ten prof ij te van de Graaf. Op 12 april 1710 werd in Axel een stuk on dertekend dat betrekking had op de molen van Autrichenpolder. De inhoud daarvan was als volgt: „Alle, die deze presentie letteren zullen zien of horen lezen, Sa/ut! Wij burgemeesteren en schepenen der stad en Ambagte van Axel, bekennen en verklaren mits deze met Johannes Hemer- linck, molenaar in den Autrichenpolder op de heerlijkheid van 't Capittel over de maal der ie soo verre Axel-ambagt strekt en nog bij herdijking mogt komen te strek ken ten westen en noord-westen van het gat van St Mark, in den minne geaccor- deert en overeengekomen te zijn in manie re navolgende: Eerste/ijk zal de Magistraat van Axel aan niemand permitteren ofte accordeeren om op het territoir voors een molen nog te rosmolen of boekweit, meel of gortmolen te setten. De voorgeschreven Jan Hamerlinck sal de voornoemde maalderie voor hem, sijn fa milie en sijn nacome/ingen in een eeuwi gen erffcijns genieten en besitten, mits betaelende jaer/ijkse aan de stadt en Am bagte van Axel, de somme van tien pon den V/aems, voor rantsoenpenningen alle jaeren tien schellingen. De voormelde Hamerlinck sal ook ver plicht sijn de Landsaten van Axel-ambagt in voorseiden polder wegens de maelderie na behooren te handelen en te scheppen a/s de mo/enaer op ons Ambagt. Dese erffcijnsbrief sa! ook ten griffie van de Heerlijkheid van 't capittel worden ge registreerd om bij manquement van be ta! inge daer te worden verkocht. Alles gedaen ten goeder trouwe sonder eenige arg ofte list en in kennisse der waerheid onder den zegel van zaken der stadt en ambagte van Axel onder signa ture van griffier" Het „handelen en scheppen" zoals hier voor bedoeld, was in een reglement vast gelegd waaruit blijkt dat de mulder ieder het zijne geven moest, niemands granen zou verwisselen of vermengen en als dat nodig bleek de ingezetenen zou behande len vóór de vreemdelingen. Uit iedere Vlaamse zak^ tarwe of rogge mocht de molenaar 14 pond^ scheppen en uit iedere zak gerst of haver 12 pond. Voor het kap pen van iedere Vlaamse zak erwten of paardebonen kwam hem 4 pond toe. Eerder hadden burgers en ingezetenen van de stede en de ambten van Axel en Neuzen op 18 november 1616 ver klaard „noijt gekend ofte geweten hebben andere kercken, beoosten, be- zuijden ofte bewesten voorz. stadt Axel dan alleen de kercke van Beoostenblije en de kercke van Suijt durpe, met welke parochie van Suytdurpe gemeen laegen seker landen, huyzen en een meulen, ghe- naempt Westdurpe, enz. Zeker is dus dat ook toen Westdorpe al een molen rijk was Vorenstaande gegevens werden groten deels ontleend aan de „Geschiedenis van Westdorpe" door R Hamerlinck, overi gens nooit gepupliceerd maar wel groten deels overgenomen in het boekje van Johan Thomas over Westdurpe. Voor- en tegenspoed van vele jaren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 23