mededelingen van het koninklijk zeeuwsch genootschap der wetenschappen 27 MEDEDELINGEN VAN DE JURIDISCHE WERKGROEP Verslag lezing prof. Enschedé over „Straftoemeting" Op 13 januari 1977 sprak prof. mr. Ch. J. En schedé, lid van de Hoge Raad, voor onze werkgroep over het onderwerp Straftoeme ting. Hierbij vond hij een aandachtig gehoor in een geheel gevulde zaal. Spreker gaf een toelichting op de verschillende wijzen van straftoemeting toegepast door de rechter, die denkt aan reclassering en/of vergelding en de magistraat, die denkt aan afschrikking of speciale of algemene preventie. Spreker legde de nadruk op zijn eigen aanpak van het probleem hoe we de gelijkheid van de straftoemeting kunnen bevorderen. Zijn eerste vraag geldt, waarom een centrale betekenis aan deze gelijkheidseis moet worden toegekend. Dit heeft te maken met de positie van de rechterlijke macht. De rechterlijke macht is een machtsapparaat, een orgaan, dat door de staat is ingericht in het algemeen belang. De staat onderscheidt zich van andere systemen door het geweld te monopoliseren. Geweld is een uitoefenen van fysieke dwang, waaronder ook het dreigen valt. Bij dwang, geweld en bedreiging, wordt de burger ge dwongen te kiezen. Wie geweld kan gebruiken heeft macht. Toch, meent de spreker, is de macht niet vol doende de media zijn machtig geworden. De dwang die de burger voelt berust op een rechterlijk consent. Waarom aanvaardt de burger dat? Hij erkent de macht, gezag is aanvaarde macht. De burger aanvaardt de uitspraken van de rechter voorzover hij de macht aanvaardt, hij moet daartoe vertrou wen hebben in de overheid. De burger is geïn teresseerd in de volgende twee straftoemetin- gen: 1. gelijkheid van straf ten opzichte van de ernst van het begane feit; 2. gelijke straf voor gelijke feiten. Spreker gaat er vanuit, dat de burger het niet eens is met de zwaarte van de straf, maar wil zich in zijn betoog thans beperken tot het onder 2 genoemde. Spreker gaat uit van het volgende gegeven: de rechterlijke macht treedt als het ware in de plaats van de burger. De rechter moet de rechterlijke burger zijn, hij behoort tot de elite. Hij moet de spanning vatten, die tussen hem en de burger bestaat. Hoe ziet de burger de relatie tussen zichzelf en de rechterlijke macht? De burger ziet die niet, immers het Openbaar Ministerie beslist of een zaak voor de rechter komt en heeft daardoor een nega tieve controle over de zittende magistratuur. De rechterlijke organisatie is voor de burger een gesloten boek. Spreker komt daardoor tot de volgende stel ling: Er bestaat ernstige twijfel aan de gelijkheid van de straftoemeting in den lande (en vraagt zich af: is er ongelijkheid?) Mr. Enschedé groepeerde de delicten als volgt: a. Stapelovertredingen - bijvoorbeeld de overtredingen op grond van de Wegenver keerswet. die veel door politietransacties worden afgedaan. Klachten over ongelijke toepassing zijn hem niet bekend; b. De unica - de ernstige delicten, die weinig voorkomen, waardoor vergelijking ten aanzien van ongelijke straftoemeting niet of moeilijk mogelijk is; c. De kleine delicten van dertien in een do zijn. Hier wordt door de burger de recht bank draaibank genoemd. Hier treedt een zodanige ongelijkheid in straftoemeting op, dat wij ons moeten afvragen, wat we hieraan kunnen doen; is er een maatstaf. Spreker betoogde, dat het een rechtsplicht van de rechter is, om gelijkheid na te stre ven en dat dit op nationaal niveau bezien moet worden. Spreker voelt niet voor een terugkeer naar de oude Code Pénal van 1796 met gefixeerde straffen, dat zou een vergroting van het on recht betekenen. Hij pleit voor een nieuw handboek, dat een uitgangspunt moet zijn in het samenspel tussen staande en zittende ma gistratuur tijdens de zitting. Gewezen werd op het feit, dat de processenverbaal reeds worden samengesteld door een algemeen geschoold politieapparaat en dat de rechter-commissaris toch ook al landelijke gelijkheden hanteert. Prof. Enschedé vraagt zich af, of we geen mo dellen kunnen maken tussen daad en dader, we krijgen dan gemotiveerde requisitoren. Na de lezing volgde een geanimeerde discus sie, die werd gevoerd onder leiding van de voorzitter, mr. A. Veenhoven. De volgende bijeenkomst van de Juridische Werkgroep zal plaats hebben op 14 maart a.s. Prof. mr. J. M. Polak (Landbouwhogeschool Wageningen) zal dan inleiden over: agrari sche rechtshulp en agrarische rechtspraak. Ook die bijeenkomst zal worden gehouden in het gebouw Abdij 11 te Middelburg. WERKGROEP MUZIEKWETENSCHAP In verband met de aanstaande restauratie van het Van der Weele-orgel in het Zeeuws Mu seum hebben ondergetekenden het initiatief genomen tot oprichting van een Werkgroep Muziekwetenschap binnen het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. De initiatiefnemers zien als voornaamste acti viteit van een dergelijke werkgroep het orga niseren van bespelingen op en rondom het Van der Weele-orgel. Daarnaast zou de werk groep de bespeling van historisch waardevolle orgels elders in de provincie kunnen stimu leren alsmede de authentieke muziekbeoefe ning bevorderen dat wil zeggen het musiceren op historische instrumenten volgens de oude uitvoeringspraktijken, een terrein dat in onze provincie nog weinig wordt betreden. Om een dergelijk initiatief te doen slagen zijn niet alleen actief deelnemende musici nood zakelijk, maar is ook een ledenbestand van enige omvang vereist. Wij roepen daarom al degenen die geïnteresseerd zijn in een derge lijke Werkgroep Muziekwetenschap op zich hiertoe bij het secretariaat van het genoot schap, Abdij 9 te Middelburg, aan te melden. A. Beekman G. W. Bergman M. J. Hillebrand J. H. Kluiver J. Wagen voort

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 27