morfologie van de rolsteen Begrijpelijk wanneer men bedenkt dat de dieptegesteenten ontstonden in delen van de aardkorst waar leven onmogelijk was en fossiele resten in gemetamorfoseerd gesteente door hitte en zware druk onher kenbaar werden of verdwenen. De merendeels onder water gevormde af zettingen van het Mesozoïcum (Jura, Trias, Krijt) en het daaraan volgende Neo- zoïcum of Kaenozoïcum bevatten enorme aantallen fossielen van verdwenen of sindsdien veranderde levensvormen. Systemen Van de verschillende systemen van fossili- satie is vooral de mineralisatie voor ons onderwerp van belang en de verstening of het conserveren van de vorm voltrekt zich op verschillende manieren: Het organisme blijft met uitzondering van de weke delen na inbedding in onver anderde toestand bewaard vooral in klei en kalksteen Het materiaal wordt geïmpregneerd door mineralen [ca lei et, kiezelzurenwaar door de hardheid en het gewicht sterk toenemen. Het ingesloten organisme wordt na verharding van het moedergesteente op gelost en afgevoerd zodat slechts een hol te overblijft (fossie/afdruk). Een dergelijke holte wordt opgevuld metversteningsmiddelen" uit water dat in het sediment circuleert. Verharding van deze vervangende stoffen (meest calciet, kiezelzuur, dolomiet of pyriet) resulteert in een meer of minder perfecte weergave van het origineel steenkernPartiële schaa/op/ossing is bij dergelijke fossielen soms duidelijk herkenbaar. De holle ruimte binnen schaal of skelet wordt tijdens of na de vorming van het se diment met de weke ,,steenbrei" opge vuld, waardoor een afdruk van de binnen zijde van schalen, schelpen of test tot stand komt. Ook hierbij spreekt men en eigenlijk met meer reden van een steen kern. Hierdoor wordt het relatief grote aantal fossiele zand-, klei- en kalkstenen uit afzettingen met een niet al te onrustig verleden verklaard. Tijdens de hier genoemde processen kun nen grote kwaliteitsverschillen optreden, waarbij in het ene geval een perfecte weergave, in het andere slechts een ruwe aanduiding van de vorm overblijft: fijn korreligheid van het sediment is erg be langrijk. Beurlen merkt met betrekking tot Fossiele rolstenen van zeeleliekelken, vuursteen en zandsteen. Karakteristieke organische vormen ba/lastbed spoorwegen).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 7