MISVERSTAND
eilander zonder voetstuk
52
2SSSSr
TWEEDE JRG. No. 1SEPT. 1934
EEN VREDESBLAD VOOR
DE ZEEUWSCHE EILANDEN
MET MEDEWERKING VAN HEIN VAN WIJK
TYPOGRAFISCHE VERZORGING GEERT BRÖGEL
STUKKEN VOOR DE REDACTIE: VOORSTR. 75 KORTGENE, ADMIN. VOORSTR. 58 KORTGENE
De mensen zijn in de grond huns harten veel meer idealist
dan velen, die met het publiek in nauwe relatie staan,
zouden vermoeden.
Wij grondvesten deze bewering op onze ervaring, bij het
kolporteren met dit blad opgedaan. Wanneer wij „Leven"
te koop aanbieden, krijgen we herhaaldelijk te horen: „De
vrede, vriend, de vrede, dacht je die te verkrijgen door ons
een krantje te verkopen?" Met een meewarig lachje, met
een schouderophalen volgt maar al te vaak: „Vrede is
onbereikbaar, een hersenschim." En daarmee is de zaak
voor goed afgedaan.
Nu geheven wij zeker niet, met het verspreiden van wat
pacifistische literatuur een ideaal te verwezelijken, dat nog
oorloofde middelen. Het is De Bree die het
blad redigeert en op wie het blad drijft. De
socialist De Bree, zachtmoedig van aard,
verdedigt fel zijn standpunt, ,,dat we on
der geen denkbare omstandigheid ons ge
rechtigd achten, een evenmensch het le
ven te ontnemen".
Historie
Van het heden terug naar het verleden
was voor De Bree geen grote stap.
Onder zijn historisch werk waren er twee
lievelingskinderen: zijn opstel over de
stormvloed van 1530 „Sint-Fe/ix quade
Saterdach" en dat over de geschiedenis
van het lager onderwijs in de eerste helft
van de vorige eeuw Geloof in de letter
kast". Zijn Quade Saterdach verscheen in
het jonge, maar niettemin zeer gerenom
meerde tijdschrift ,,Nederlandsche Histo
riebladen" (3e jg., 1941), met o.a. Gans
hof en Geyl in de redactie. De Bree was
nog geen negen en twintig jaar oud toen
hij dit opstel publiceerde met als ondertitel
,,de Zeeuw in het defensief gedrongen".
Zijn studie MO geschiedenis zat er op; hij
kon zich aan het publiceren wijden. Het
thema van zijn studie heeft hij zelf om
schreven: ,,De geschiedenis van den
Zeeuw en de zee is een prachtig nog nim
mer voleindigd verhaal, een epos van bo
venmenselijke inspanning, van teleurstel
ling, nederlaag, bemoediging, overwin
ning. Een historie, volledig vervat in de
spreuk van den met de golven worstelen
den Zeeuwsen leeuw: Luctor et Emergo.
Van alle heraldieke emblemen komt mij
dan ook geen zo zinrijk voor als het
Zeeuwse wapen". Hij schetst het alge
mene kader, de oorzaken van de grote
verliezen, het menselijk falen. In zijn be
sluit komt hij tot twee reeksen oorzaken,
de ene van zuiver fysische aard: duur en
hevigheid van de storm, het samenvallen
van orkaan en springtij, het door gestaag
inpolderen toegenomen vermogen van de
Zeeuwse stromen, de andere reeks in het
menselijke vlak: gebrek aan eensgezind
heid, baatzucht, onvoldoende kennis en
organisatie.
Toon
De Bree zou De Bree niet zijn geweest
wanneer hij in dit opstel niet op de toon
van de kronieken van die tijd had gewe
zen. Wanneer Reigersberch spreekt over
het droevig lot van de slachtoffers: ze zijn
met grote hopen gestorven, sommigen
van rouw en melancholie, sommigen van
honger en kommer, dan voegt De Bree er
aan toe, dat dit hem aan Huizinga's
Herfsttij doet denken. Met een zekere vol
doening genoten de mensen van de wis
selvalligheid van het aardse lot. De toe
loop naar het schavot werd groter naar
mate de man van hoger afkomst was. Rei
gersberch meldt namelijk dat families die
een grote staat voerden ten gevolge van
de overstroming zelf om brood moesten
bedelen. De Bree zegt verder: ,,Het is een
tijd, waarin het welvaren van den vorst
voorop staat; waarin een vermogend heer
beslist, of het geïnundeerde land, waarop
enkele duizenden mensen woonden, er
arbeid en geluk vonden, weer beverst zal
worden. Het is een tijd, waarin het volk te-