EEN SCHRIJVER, GEEN VEELSCHRIJVER vluchtige kanttekeningen bij een gedegen oeuvre André Oosthoek 56 I. Het belletristisch werk van L. W. de Bree heeft nooit op een echt grote, landelijke respons kunnen „bogen". Daar zijn verschillende oorzaken voor aan te geven: het ontbreken van elke modische bevlogenheid, het over wegend historische karakter en de tot een zeer klein gebied beperkte plaats van handeling. De Bree is, zo lijkt het mij althans, vaak beschouwd als een Zeeuwse auteur voor Zeeuwse Zeeuwen. Hij zal daar niet wak ker van gelegen hebben: het land en volk dat hij beschreef boeide hem mateloos en hij beschouwde de historie van datzelfde land en volk als middel om het hem even zeer boeiende heden ervan te begrijpen. L. W. de Bree was daarbij ook in zijn werk als schrijver „schoolmeester" ge noeg om ook begrip te vragen voor zowel verleden als heden. Hij heeft niet zeer veel geschreven, stond op een gedegen voorbereiding en vroeg van zich alle mogelijke tijd voor een zo ge degen mogelijke verwerking. Zo verschenen tussen 1956 en 1970 „slechts" vijf boeken, romans zal men ze noemen, die alle zozeer het stempel van de historicus dragen dat men zich gemakkelijk laat verleiden om ook van „historische romans" te gewagen. Ik geloof dat die aanduiding niet geheel juist is. De boeken van De Bree zijn nau welijks romans in „klassieke" zin. Ze vol gen geen van alle de totale ontwikkelings gang van een individu, niet in de chrono logie die men voor de meeste levens ge woon noemt en al evenmin volgens de lij nen van een anderszins opgebouwde sa menhang. De boeken van L. W. de Bree zijn eerder ontstaan rond min of meer in grijpende gebeurtenissen waarbij de men sen, zeker de hoofdrolspelers, mét heel hun karakterstructuur van ongetwijfeld grote en wezenlijke betekenis zijn. Ze blij ven echter gegroepeerd rond gebeurtenis sen, zijn er in zekere zin ondergeschikt aan en worden slechts dan persoonlijk belang rijk als het verhaal dat wil of nodig heeft. Het is wellicht juister de vijf „romans" van De Bree te rangschikken onder de „novel len", al is dat een wat in onbruik geraakte aanduiding. Voor de historisch juiste gebeurtenissen die beschreven worden geldt uiteindelijk precies hetzelfde als voor de mensen: ze zijn exact juist voor zover het verhaal dat toelaat. Verder gaat hun inbreng niet. In beide gevallen toont De Bree zich een te onafhankelijk schrijver om zich door de feiten of de personen te laten dwingen. II. In 1956 verschijnt als eersteling het boek Vechten tegen de Bierkaai". Het wordt gevolgd door Pleidooi voor Pol derman", Jacob Moens, broer van zijn vader", Steen in de vijver" en a/s laatste in 1969 Papieren Zolder". J. C. van Schagen over „Papie ren Zolder": Dit aangenaam beschouwelijk bena deren van de realiteit is ons inziens een van schrijvers belangrijke kwali teiten. Distantie en distinctie liggen niet zo ver van elkaar. We vinden het geen verdienste, wanneer een schrij ver alleen maar met zware, zwarte laarzen op andermans tenen rond- stampen kan. We vinden het geen verdienste - alleen maar een kinder achtigheid - wanneer het niet zonder drieletterwoorden kan - De Bree heeft ze volkomen niet nodig. De scherpte van het beeld, de scherpte van een maatschappelijke kritiek staat of valt beslist niet met de mate, waarin een auteur weet te kankeren. Hier is ten enenmale géén 'angry young man' aan het woord en het navrante der gebeurtenissen is er nog treffender recht mee gedaan. Een kwestie van rijpheid, van karak ter, van natuurlijke soberheid, die in deze agressieve, veel te volgepropte tijd alleen maar te waarderen valt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 24