l|Papieren zolder» een schrijver, geen veelschrijver 57 III: Geen enkele van De Bree's beoordelaars ontkomt aan de signalering van de twee eenheid schrijver-historicus. De schrijver krijgt alle lof voor zijn gedegenheid, de verzorgdheid van zijn taalgebruik, de di rectheid van zijn beeld. De historicus mag op een eensluidend onthaal rekenen: op nieuw en tegelijkertijd lof voor het bronnenonderzoek, het afstoffen" van het beeld en het tot nieuw leven brengen van bijna dode tekenen. IV. Over de historische achtergronden hoe ven nauwelijks of geen misverstanden te bestaan. Het grootste deel van De Bree's werk speelt in de tweede helft van de negen tiende eeuw, met als locatie Walcheren, Middelburg vooral en vervolgens Vlissin- gen en Domburg. Het zijn drie werelden, verenigd op één zeer klein gebied: Middel burg stad van de zelfvoldane burgerij, Vlissingen volkser van aard én dichter bij het pauperdom en Domburg, het platte landsdorp aan de duinen dat een snelle opkomst als badplaats kent en de daar mee gepaard gaande onverwachte ver- Dr. P. H. Ritter jr. over De Bree: De historische taferelen verschijnen als een reeks van oude bekoorlijke prenten voor ons geestesoog. Dat de schrijver waakt tegen langdradige uitweidingen en in een gespierde, moderne taal zijn oude motieven voordraagt, dat doet de lectuur wor den tot een verkwikking. Jan Greshoff over het werk van De Bree: De Bree zou ik, geheel afgezien van welk van zijn boeken men ook be spreekt, bovenal willen prijzen om twee dingen. Hij doet zichzelf geen geweld aan om boek op boek te la ten verschijnen; hij gunt zich de tijd om zijn werk aandachtig en met lief de, dus langzaam te verrichten. En ten tweede, hij bezit het voorrecht in alle rust en stilte voort te werken, ver van het dwaze gedruis dat men het letterkundig leven van de dag noemt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 25