mmm
MOGEN HUN ZIELEN RUSTEN IN DES ALMACHTIGEN SCHADUW.
IN HET ETMAAL volgend op de capitu
latie van de Vesting Holland maakten in
Amsterdam honderdachtentwintig Jood
se Nederlanders een eind aan hun leven;
in Den Haag waren het er ruim dertig.
Tienduizenden wachtten gelaten, in wan
hoop, in paniek op hun arrestatie, op de
pogrom die zeker zou losbarsten, op het
concentratiekamp, de ondergang. Bij an
deren leefde nog een sprankje hoop dat
hier niet zou gebeuren wat in Duitsland
plaats vond.
De dagen gingen voorbij en werden we
ken, de vervolging bleef uit. Seyss-lnquart
verklaarde in zijn installatierede die in
alle dagbladen werd afgedrukt dat hij
het Nederlandse volk geen vreemde ideo
logie wilde opdringen. In dezelfde toe
spraak repte hij van de bloedverwant
schap tussen het Duitse en het Neder
landse volk. Deze laatste frase had een
bedenkelijke klank, de eerste wekte bij
Joden en niet-Joden enig vertrouwen.
Misplaatst vertrouwen, kan men achteraf
zeggen, want het was juist Seyss-lnquarts
taak de Nederlanders voor het nationaal-
socialisme te winnen; destijds evenwel
wisten we niet welke opdracht Hitier de
Rijkscommissaris verstrekt had. Het kon
nog meevallen, maar dat deed het niet. De
Duitsers beoogden wel degelijk een anti
semitische politiek te voeren. Zij gingen
daarbij geduldig te werk, onopvallend en
zonder gerucht, men mag zeggen: met
kille discretie. Aan uitroeiing van de Ne
derlandse Joden waren zij vooreerst niet
toe. Vandaar misschien dat zij opsporing
en bestraffing verlangden van de duister-
lingen, die in de nacht van 4 op 5 augustus
de synagoge te Zandvoort opbliezen; de
onbekend gebleven daders liepen op de
Duitse plannen vooruit. Het voorlopige
doel was de Joodse Nederlanders te iso
leren.
Kort na Anjerdag gelastte de bevelhebber
van de Ordnungspolizei dat Joden uit de
gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten
ontslagen moesten worden. De desbetref
fende hoofden van dienst voerden deze
opdracht volgzaam uit. Het was de eerste
keer dat Joodse burgers officieel en amb
telijk gediskwalificeerd werden.
Van verderstrekkende gevolgen was de
toezegging van het college van secreta
rissen-generaal aan Wimmer (6 september
19401 voortaan geen Joden meer in over
heidsdienst te benoemen. Artikel 5 van de
Grondwet, bepalend dat elke Nederlander
tot elke landsbediening benoembaar is,
werd hiermee en passant buiten werking
gesteld.
Intussen bereidde het Reichskommissariat
een weer verderreikende regeling voor:
het ontslag van alle Joodse ambtenaren.
Om een vlekkeloze uitvoering van deze
maatregel te waarborgen, diende om
schreven te worden onder welke omstan
digheden iemand Jood was. In artikel 4
van Verordening 189/1940 werd het vast
gelegd: ,,Jood is een ieder die uit ten
minste drie naar ras voljoodse groot
ouders stamt, terwijl als Jood wordt aan
gemerkt hij, die uit twee voljoodse groot
ouders stamt en zelf op de negende mei
1940 tot de joods-kerkelijke gemeente
heeft behoord of na die datum daarin
wordt opgenomen.
Welke functionarissen onder deze cate
gorie van medeburgers vielen was admini
stratief niet bekend. Men zou het alle
ambtenaren: de referendarissen en de
klerken, de waterstaatsingenieurs en de
kantonniers, de tramconducteurs, mu
seumsuppoosten, postbodes, leraren, on
derwijzers, straatvegers en politieagenten
stuk voor stuk moeten vragen. Dit ge
schiedde dan ook. In oktober 1940 ont
vingen zij een vraagformulier, de zoge
naamde Ariërverklaring. Op enkele hoge
uitzonderingen na vulden allen dit papier
in. De Jong verhaalt'" dat het hele depar
tement van Financiën de binnen- en de
buitendienst zijn naar waarheid ver
strekte en ondertekende verklaring inle
verde. Van de meer dan tweehonderd
duizend ambtenaren in de zin der wet wist
hij er later acht op te sporen, die elke
medewerking hadden geweigerd. Sommi
gen van hen kregen ontslag, anderen na
men het.
In de tweede helft van november ontvin
gen de Joodse overheidsdienaren het be
richt, dat zij uit hun functie ontheven
waren; de pers mocht over dit massa
ontslag niets publiceren!
En inmiddels werd al weer een nieuw plan
uitgewerkt: de registratie van alle Joden in
Nederland en de inbeslagneming van hun
bedrijven. Op last van Schmidt Gene-
ralkommissar voor bijzondere doeleinden
ontzegde de Nederlandse Bioscoop
bond in de aanvang van 1941 Joden de
toegang tot haar theaters. Het werd de
Joden verboden openbare parken en die
rentuinen te bezoeken, café's en restau
rants, met inbegrip van die op de stations.
Het verblijf in hotels en pensions werd hun
ontzegd, zij moesten geweerd worden uit
schouwburgen, cabarets en variété's, uit
sportinrichtingen, zeebaden en al dan niet
overdekte zwembaden, uit openbare bi
bliotheken, leeszalen en musea. Zij moch
ten voortaan niet deelnemen aan open
bare markten, met inbegrip van veemark-
1Dr. L. de Jong t.a.p., deel 4 tweede helft,
pag. 709.
VERMELD,
DE JODEN VAN ZEELAND, KINDEREN YAN ONS VOLK,
Oil IN DE JAREN I340_1S45 DOOR DE VUANO
MEDOGENLOOS WEGGERUKT EN OMGEBRACHT WERDEN,
OMDAT ZU WAREN YAN JOODSE STAM.
KALBERG
S.ALBERG-ALBERGE
E.BARKELAU
L.M.BARKELAU
S.BARKELAU.
MEOER
B.BOASSON
H.BOASSON
M.H.BQASSQN
B.BOASSON-
SANDERS
RBRflKMEIER. 0UVEEN
A.CANES
S,CQHEN_
J.CQHEN
E.CRACAU.FRANK
A.CRACAU
M.CRACAU-KE5NER
D.CRACAU
S.CRACAU.EPHRAIM
J.CRACAU
D.CRACAU
P. J.YAN DAM
H.YAN DAM-POLAK
A.yan DAM
M.FISCHER
I.F0NTEUN
J.FDNTEUN-
KQPPEL
L.FRANK
M.FRANK
B.FRANK
5.L.FRANK
r y.~.
R.de la FUENTE-
CRACAU
E.GDKKES
G.GQKKES. KEIZER
B.GDKKES
I.P.J.de GRDQT
H.HEERTJE
R.HIEGENTLICH
5.HIEGENTUCH.
ROOZENGAAL
S.H1EGENTÜCH