omdat zij waren van joodse stam 40 Lion Polak, leerling van het Middelburgse gymnasium, van de school verwijderd. Half december liet de bezetter een veror dening afkondigen die niet-Joodse perso nen verbood na 1 februari 1941 huishou delijke hulp te bieden in Joodse gezinnen; kort daarop bepaalde hij dat met ingang van 1 mei Joodse artsen, apothekers, vroedvrouwen, juristen en makelaars al leen nog voor Joodse patiënten en voor een Joodse clientèle mochten werken. Verder werden Joden geweerd als donor voor de bloedtransfusiedienst van het Rode Kruis. Stap voor stap werd de afzondering van het Joodse volksdeel verwezenlijkt en zijn uitbanning voorbereid; het onderging alle vernederingen berustend. In juni 1941 werd de Joden het verblijf op de stranden ontzegd zij hielden zich er aan. Sinds september als eerder gezegd moch ten zij niet meer in café's komen zij ver toonden zich daar niet. Ds. W. Oosthoek, voorganger der hervormden te Zoutelan- de, was ontsteld over het feit dat twee plaatselijke caféhouders een bordje Ver boden voor Joden" hadden voorgehan gen. Achter een raam van de pastorie annonceerde hij toen ,,Elk ras welkom". Er gingen weken voorbij eer de Feldgen- darmerie bij dominee Oosthoek voor de deur stond; veel eerder was hem van Joodse zijde gevraagd het bordje te ver wijderen opdat niemand in moeilijkheden zou geraken. Voor het Landesgericht in Den Haag ter verantwoording geroepen trachtte Oosthoek uit te leggen waarom hij het voor de Joden opnam. Hij voegde aan zijn verklaring toe: ,,Maar mijn opko men tegen de gruwelijke Jodenvervolging is tevens bedoeld voor bestwil van Duits land, want als het Duitse volk zó handelen blijft met de Joden, zal Gods vloek over Duitsland komen, zo erg dat het mijn hart nu reeds pijn doet als ik er aan denk." D. De Staatsanwa/t officier van justitie schold Oosthoek voor idioot en krankzin nige, waarna hij drie maanden gevange nisstraf tegen hem eiste. De rechter von niste dienovereenkomstig, maar gaf de predikant tevens in overweging bij het Obergericht in hoger beroep te gaan. In tweede instantie luidde het vonnis: drie maanden subsidiair een boete van f 180,— plus de kosten van het proces. Ds. O. G. Bunjeste Borssele constateerde dat buiten zijn voorkennis en die van de kerkeraad in het verenigingsgebouw van de hervormden het bordje Verboden voor Joden" was aangebracht. Dominee stond op het punt een samenkomst van de jongensclub te leiden. Wijzend op het gehate bordje zei hij: ,,Dat hoort hier niet", waarna hij het in de kachel wierp. Voor dit feit, door de jongens met enige geestdrift rondverteld, moest Bunjes zich bij de Sicherheitspolizei in Middelburg melden. Het bleef in dit geval bij dreige menten. Op last van Münzers Referent Dieckmann moest het bestuur van het Zeeuwsch Ge nootschap der Wetenschappen de namen der Joodse leden uit de ledenlijst schrap pen. Het bestuur besloot daarop de lijst in het vervolg niet meer te publiceren; dus doende ontkwam het ook op de eenvou digste manier aan de Duitse eis de naam van de beschermvrouwe koningin Wil- Voor Joden verboden helmina uit de publicaties van het Ge nootschap te weren. De bestuurders ge doogden wel ,,het" bordje, dat op duide lijk zichtbare wijze aan de gevel van het museumgebouw moest worden aange bracht. „Het symbool onzer machteloos heid" noemde de voorzitter het later. Mo gelijk had men het museum een parti culiere instelling beter wegens oorlogs omstandigheden kunnen sluiten. In mei 1941 moesten alle Vo/ljuden hun ra diotoestellen bij de politie inleveren en wel (de bezetter dacht aan alles!) in onge schonden staat. Tezelfdertijd werd een begin gemaakt met de „arisering" van Joodse bedrijven. De Jong spreekt van gelegaliseerde roof n. Verwalteren Treu- hander beheerders en gevolmachtig den getoetst op arische afstamming en nationaal-socialistische gezindheid, voor het overige soms eerder scharrelaars dan zakenlieden, ontvingen opdracht één of meer Joodse ondernemingen ,,over te nemen", hetzij in afwachting van een „arische" koper, hetzij om het bedrijf te liquideren. Het heette dat de voormalige Joodse eigenaars de verkoopsom of het saldo van de liquidatie in honderd kwar taaltermijnen uitbetaald zou worden. Met de afwikkeling van zaken zouden dus vijf entwintig jaren gemoeid zijn. Geen Jood se burger heeft ooit één uitkering ontvan gen. Toen de „arisering" begon, was in Berlijn al tot vernietiging van de Joden besloten. Mare en Izaac Boasson hadden direct na de meidagen tot wederoprichting van hun grossierderij besloten. Zij wachtten geen regeling van schadeuitkering af, maar be gonnen te bouwen aan hun bedrijf en daarmee aan hun geschonden stad. De zaak functioneerde weer toen vijftien maanden later een Verwalter verscheen en tussen morgen en middag het bedrijf overnam: de boeken, de contanten, de voorraden, de bankrekening, de sleutels van de kluis. Een dergelijk lot onderging de Middelburgse juwelier Frank, die her begonnen was in een noodwinkel, niet anders verging het de metaalhandelaar Polak, de drie Joodse slagers en de Jood- 1) H. C. Touw: Het verzet der Hervormde Kerk, deel I pag. 397. 's-Gravenhage 1946. 1Dr. L. de Jong t.a.p. deel 5 eerste helft, pag. 562.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 8