DE PIJLERDAM een ombuiging, geen ommekeer A. J. Snel 86 zoeken om de noodzakelijke bescherming te gen stormvloedrampen in overeenstemming met het behoud van het natuurlijk milieu te brengen'. Weer anderhalfjaar later, op twintig novem ber 1974, spreekt de Tweede Kamer over het plan van de regering door de regering zelf hardnekkig en tactisch omschreven als 'een intentie' om te laten nagaan of de Ooster schelde kan worden afgesloten 'met behulp van een systeem van doorlatende caissons'. De anti-revolutionair M. W. Schakel dient een motie in, waarin staat dat de Ooster schelde gewoon dicht moet en daarmee uit. De meerderheid van de kamer wil niet aan zo'n uitspraak; de motie wordt krapaan ver worpen. De volksvertegenwoordiging geeft de regering de vrije hand: laat het maar uit zoeken met die caissondam. 'Aan nog weer eens een studie over de wenselijkheid van afsluiting van de Oosterschelde heb ik geen enkele behoefte, ik wil er geen twijfel over laten bestaandat het streven van de regering gericht blijft op het zo spoedig mogelijk voltooien van de werken tot afsluiting van de Oosterschelde'. Vier maart 1970 is het als minister drs. J. A. Bakker van verkeer en waterstaat die verklaring aflegt in de Tweede Kamer, waar de nota 'Waterhuishouding' aan een be schouwing wordt onderworpen. De medede ling van de bewindsman luidde, zo blijkt uit het verslag in de Provinciale Zeeuwse Cou rant van een dag later 'vijf minuten van le vendige interupties over dit onderwerp in'. Vijf minuten; het onderwerp had de vluchti ge aandacht van de kamer. Dat is kenmer kend. Net als de verklaring van de minister, die geen behoefte had aan een studie over de wenselijkheid van afsluiting van de Ooster schelde. Over een studie, waarin zou worden nagegaan of er wellicht iets te wensen viel voor het behoud van het milieu, repte Bakker niet eens. En in de kamer werd hij daar niet op aangevallen. O ja, het D'66-kamerlid drs. M. Dijkstra bepleitte 'een permanente dia loog van rijkswaterstaat met de bevolking', onder meer ten aanzien van de afsluiting van de Oosterschelde. Ruim drie jaar en twee ministers van verkeer en waterstaat later leest drs. J. M. den Uyl voor wat de regering dén wil: een nota laten maken over alle aspecten van de Ooster- scheldewerken. En: 'In deze nota zal de in stelling van een commissie worden voorgesteld, die de mogelijkheid zal onder

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 18