de pijlerdam 87 Twintig maanden duurt het voor de kamer zich weer buigt over de Oosterschelde- kwestie. De regering heeft het laten nagaan en het kan. Binnen de voorwaarden, die in hielden dat de dam technisch uitvoerbaar zou moeten zijn, dat het werk in 1985 zou moeten worden voltooid en dat het niet te duur moest worden. De kamer gaat akkoord. Alleen, Schakel komt opnieuw met een motie. Die het wel haalt en die dan ook over geld gaat. De kamer heeft er van alles van gezegd en lijkt het wel te vertrouwen. Alleen, wat het geld betreft is de kamer het met Schakel eens, dat daarover een harde uit spraak op tafel moet komen. Maar intussen is aanvaard wat de regering al die tijd wilde: de noodzakelijke bescherming tegen storm vloedrampen in overeenstemming brengen met het behoud van het natuurlijk milieu. Je kunt de archieven op verschillende manie ren raadplegen. Als je eerst bij het jaar 1970 kijkt en direct daarna bij 1977, dan lijkt het of er in het denken over de Oosterschelde een complete revolutie heeft plaatsgevonden. Maar je kunt ook de stukken over de tussen liggende jaren eens doorlopen en dan ontdek je, dat van een omwenteling geen sprake is geweest. Er is een aantal hink-stap-sprongen gemaakt en die hebben geleid van een afge sloten Oosterschelde naar een afgesloten Oosterschelde. Met dien verstande, dat de nieuwe manier van afsluiting inhoudt, dat het getij kan worden gehandhaafd tenzij de natuur aankondigt dat er reden is om de zee arm voor enige tijd te dichten. De roep om een totale ommekeer in het be leid was er wel. In de zestiger jaren werden de stemmen van degenen, die de Ooster schelde geheel open wilden houden en die beveiliging wilden bereiken door verhoging van de dijken, steeds luider. De actiegroepen roeren zich in die tijd, de visserij schreeuwt letterlijk moord en brand, ir. J. Loeff uit Veere doet van zich horen, ir. J. Meijer uit Oosterbeek schrijft, A. L. S. Lockefeer, de inmiddels overleden voorzitter van Zevibel, trekt bij alle gelegenheden alle registers open om te pleiten voor een open Oosterschelde. Naarmate het moment nader komt, waarop afsluiting onafwendbaar lijkt, wordt de houding, die voor- en tegenstanders tegen over elkaar aannemen, onverzoenlijker. Twee momentopnamen uit de tweede helft van 1972. Op 28 augustus van dat jaar pro beert een vloot van ongeveer twintig vissers schepen de haven van Burghsluis te blokke ren om daarmee een excursie van de provin ciale staten van Zeeland te bemoeilijken. Op één van de spandoeken staat 'Geen ak koord met jullie moord'. De toenmalige commissaris van de koningin in Zeeland, mr. J. van Aartsen stelt na afloop, dat de vissers mensenlevens in gevaar hebben gebracht, een zienswijze overigens die enkele maanden later niet door kantonrechter mr. A. Veenho- ven wordt gedeeld. De vissers worden ver oordeeld maar niet gestraft. De rechter houdt rekening met 'een spelelement' in de demonstraties. De tweede momentopname. November 1972. Professor P. Korringa, directeur van het Rijks Instituut voor Visserij Onderzoek, schrijft een rapport over de ernstige gevol gen, die afsluiting van de Oosterschelde zal hebben voor de schelpdiercultures. De plei ters voor een open Oosterschelde zouden dat stuk graag in de openbaarheid gebracht zien, een gerechtvaardigd verlangen, waar van inlossing tot gevolg zou kunnen hebben dat de discussie bij wijze van afwisseling even gevoerd zou kunnen worden op basis van wat feiten, hoe men die ook wil beoorde len. In de eerste kamer vraagt mr. J. H. van Wijk van de PSP aan de minister van land bouw en visserij, ir. P. Lardinois, het rapport van Korringa te publiceren. De minister wei gert botweg. Hij denkt er niet over, zo laat hij koeltjes weten. Het gaat om een intern stuk. Zo zit dat eind 1972. Woede van actievoer ders slaat in scherven op het pantser van autoriteit. En tussen die actievoerders en au toriteiten laveren politici, die het schijnbaar onverenigbare willen verenigen. Hun pogingen verlopen moeizaam. Zeven Bakker

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 19