jacob cats 1577-1 977
101
I Een Ridder uyt het Britten-landt
Gingh dwalen aen de Zeeuwche strandt,
En had de soo het scheen) gezien
Hoe dat a Ida er de jonge Hen
I Haer gaen vermaecken aen de Zee,
Niet verre buyten Zierickzee;
Hy sagh het a/s een se/tsaem dingh
Dat vry wat uyt de regel gingh,
We zien dan in de prent er boven, dat jon
gens proberen de meisjes van de duinen af
te rollen en in zee te dragen, een spel dat
eeuwen in Zeeland is gespeeld. Vooraan
op de prent zijn twee ezels elkaar aan het
bijten en schoppen en in het Spaanse op
schrift staat dat de liefde van de ezels met
bijten en schoppen begint.
Een yeder had een jonge maegt
Die hy tot in het water draegt.
Moraal van het verhaal
Laet menschen, esels in verstant,
Ontdecken haren minne-brant.
Wij moeten toegeven dat dit bepaald niet
tot de hoogtepunten van de dichtkunst
behoort. Helaas behoren gedichten als het
volgende reislied tot de uitzonderingen in
het werk van Cats, maar daarom dient het
hier geciteerd en wel uit de in de aanhef
genoemde volksuitgaaf:
RËYS-LIEDT.
Al die sich stellen om te reysen
Met varen, rijden, ofte gaen.
Die moeten neerstigh overpeysen,
Wat dan behoort te sijn gedaen:
God dient voor alle dingh gebeden,
Eer dat men sich tot reysen stelt,
En a Is men vorder is getreden,
Soo dient sijn lof oock daer vermeit.
Die aen sijn paert laet haver geven,
En bidt den Heer wanneer hy reyst,
Is daerom noyt te rugh gebleven,
Schoon dat het beyde tijt vereyst.
Wenst ghy dan spoet tot uwe saecken,
Siet ghy óf voordeel öf gewin,
Wilt God eerst met den geest genaken.
Dat is in all's een go et begin.
Wel, vrienden, wy sijn uytgetogen,
Een yeder weet sijn eygen gangh;
Koomt, laet ons, naer ons kranck
vermogen,
Den Heere groeten door gesangh:
0! die, in uwen throon geseten.
Met geene p/aets en sijt bepaelt,
En kondt ons doen en poogen weten,
Hoe verr' ons lijf of herte dwae/t;
Wilt ons met uwen geest geleyden,
In al dat is of sal geschien,
Wilt on se saecken soo bereyden,
Dat wy oock daer uw liefde sien.
Hoe liet ghy eens uw gunste smaken,
Toen ghy waert ley der van uw volck!
Des nachts waert ghy een vyerigh baken,
En op den dagh een helle wolck.
En als de wijsen quamen talen,
Of God de Soon was in het v/eys.
Een sterre met haer guide stralen,
Die was haer leytsman op de reys.
Uw kracht is heden niet vermindert,
Uw hand is heden niet verkort,
Geeft, Heer! dat ons geen quaet
en hindert,
Maer op ons doen uw zegen stort!
Geeft dat wy spoedigh weder keeren,
Door Uwen geest en gunst verblijt;
Soo sullen wy Uw' naem vereeren,
Den gantschen loop van onsen tijt.
Stripverhaal
Bij alle herdenkingen past de vraag naar
de zin ervan. Cats wordt nog bekeken en
gelezen. De recente uitgave van al zijn
werken in twee zware folianten bewijst
dat. In zijn tijd moet de herkenbaarheid
van de prenten van Van de Venne gefun
geerd hebben als een spiegel van het da
gelijks leven en in dit opzicht ten dele ver
gelijkbaar met de stripverhalen van deze
tijd. Voor ons gelden de emblemen als di
recte getuigenissen van de 17e eeuw.
Hiernaast worden nog dagelijks uitdruk
kingen van Cats gebruikt zonder dat men
weet dat zij van hem afkomstig zijn, zoals
men ook de statenvertaling van de Bijbel
aanhaalt, een vertaling uit dezelfde tijd als
Cats. Men heeft hem niet onder de erf
laters gerekend, maar zijn werk weerspie
gelt onze deugden maar wellicht nog meer
onze gebreken.
Een tafereel uit Schouwen. Op de achtergrond: het meisjes van de duinen afrollen en in
zee dragen.
(uit: Spiegel van den ouden ende nieuwen Tijdt, ed 1 632).