beeldende kunst in West-Vlaanderen
126
grage vormingswerk. Vanzelfsprekend
moet men voor dat op beeldende kunst
gericht vertaalwerk de geschoolde bege
leiders vinden, wat andermaal betekent de
idee: duur betalen. Alleen de Brugse mu
sea zijn daar vooralsnog in geslaagd.
1958
Er is reeds gezinspeeld op het sleutel
jaartal 1958. Rond die tijd vallen inder
daad, met betrekking tot het kunstleven in
West-Vlaanderen, een paar merkwaardige
feiten op.
In 1952 was te Jabbeke, bij Brugge, Con
stant Permeke begraven. Zijn erfgenamen
hadden het woonhuis met een tuin van
om en bij de twee hektaren daarna zo
goed en zo kwaad als mogelijk ingericht
als herinneringsmuseum. Op 1 maart 1960
kon de Provincie West-Vlaanderen dat
goed verwerven, overigens met gevoelige
rijkssteun. Zo kon een kollektie van on
geveer 120 werken, door Permeke tot zijn
laatste levensdagen als een kern van zijn
oeuvre gekoesterd, nog net bijtijds gevrij
waard blijven van versnippering. De
marktprijzen zouden trouwens gevoelig
stijgen. Achteraf bekeken doet deze aan
koop sterk denken aan een kristallisatie
punt in het overheidsbeleid. Ideeën om in
en voor West-Vlaanderen meteen een rui
me verzameling eigentijdse beeldende
kunst te vormen en daarvoor ook een mu
seum te bouwen dat tenminste van na
tionaal belang zou moeten zijn, begonnen
tot de verbeelding te spreken. Kansen op
toch nog interessante aankopen zaten er
voor deze uithoek van de welvaartsstaat
nog altijd dik in. Goede voorbeelden in de
privé-sektor lagen voor het grijpen. In de
voorzomer van 1957 had de Brusselse ver
zamelaar Gustave Van Geluwe, afkomstig
uit het vroeger tot West-Vlaanderen be
horend Mouscron, stukken uit zijn verza
meling laten tentoonstellen in het Groe-
ningemuseum te Brugge. Daarin figureer
den zowat alle belangrijke namen uit de
eerste helft van deze eeuw: Smits, Ensor,
Daeye, De Smet, Tytgat, Spilliaert, Van
den Berghe, Brusselmans en natuurlijk
ook Permeke met wie Van Geluwe gere
geld persoonlijk kontakt had gehad. Een
leeftijdgenoot van de Brusselse verzame
laar, de Kortrijkse industrieel Tony Her-
bert, bezat een ongeveer even indrukwek
kende kollektie die in 1963 te Blankenber-
ge werd getoond. En opnieuw te Knokke
was de concessiehouder van het casino
Gustave Nellens, van wie de jongste zoon
weldra aan een schilderscarrière zou be
ginnen, eigenaar van een zo sprekende
moderne pinakotheek dat zij tot in Italië
werd opgevraagd. Zijn luxe-hotel ,,La
Réserve" puilde ervan uit, met ondermeer
een duidelijke voorkeur voor de schaars
geklede want surrealistische modellen van
Magritte en Labisse. Voor zulk artistiek
vlagvertoon doet niemand de ogen toe.
Verzamelingen
Er is een interessant onderzoek in te
stellen naar het fenomeen van de kol-
lektievorming. Zij is stellig geen uniek
Westvlaamse huisdeugd, en de
eeuwen die achter ons liggen hebben
ons eekhoorn-kompleks op dringen
der nooddruft gericht. De motieven
Ensor, de „nestor van Oostende'