houten scheepsbouw in zeeland 134 van de 18e eeuw over de optimale afme tingen van Oostindiëvaarders, welke dis cussie echter een zuiver theoretisch ka rakter had. De Europese scheepsbouw ging eerst over tot het bouwen van grotere, houten schepen en daarna werden er ijzeren sche pen gebouwd. Dit laatste bracht Zeeland nog meer in het nadeel dan men reeds op het gebied van de houten scheepsbouw was, daar noch de ervaring met metaalbe werking noch de energievoorziening er voor aanwezig waren. In het midden van de 19e eeuw waren er in Middelburg nog slechts twee werven, die Oostindiëvaarders konden bouwen. Deze werven verdwenen aan het eind van die eeuw. De scheepsbouwindustrie was gekrom pen tot enkele werven in de kleinere ha vens Arnemuiden en Tholen, waar in de jaren vijftig van deze eeuw nog houten schepen werden gebouwd. De geringe capaciteit van de ondernemin gen en het ontbreken van kapitaal en ha venfaciliteiten maakten dat de Zeeuwen geen grotere projecten konden uitvoeren. Reeds vanaf het laatst van de 18e eeuw en misschien nog eerder kochten Zeeuwse reders hun schepen liever in Holland. Slechts door een grote nationale inspan ning kon de positie van de scheepsbouw in Zeeland worden hersteld: de Schelde- werf was het resultaat van regeringsactivi teit, mede mogelijk gemaakt door het feit, dat daar vroeger de Admiraliteitswerf ge vestigd was. Het niveau van dit project is echter vol komen verschillend van dat van de kleine werven voor houten schepen in de Zeeuwse steden gedurende de late mid deleeuwen. „Gezigt van de Werv der Admiraliteit van Zeeland te Vlissingen int jaar 1779, aldaar uit de Mastloots gezien", door J. Arends, 1 780. (Vertaling: J. P. Vader)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 18