de „arabier" en andere zaken 142 Het huis met de houttuinlater Den Hout Tuyn" geheten. Rechts ervan het poortje naar de Pij pst raat. heeft Unger opgediept dat het ook de naam van een schip is. De gevelstenen van het huis met haan: ,,ln den Yngel- schen krayer" en het jaartal 1638 toen kennelijk vernieuwd hebben rijke bete kenis. De stenen met de woorden: ,,Met Christo rijck in als" slaat op de eigenaar Francois Rijckhals. De handel met Frank rijk vinden we terug in de huisnamen „Ro- chelle", „Bordeaux" en „Bretaigne", maar dan zijn wij het huis gepasseerd „met den houttuyn", waar de eigenaar Franchois Jheronimusz. woont. Bij het huis was dus een opslagplaats voor hout wat te maken zal hebben met het beroep van de bewoner. Gaan we verder dan komen we aan het huis genaamd „Den mol", het vaartuig dus om de havens van slib te ontdoen. Uit de stadsrekeningen weten we dat de stad van een vooraan staand burger, Adriaan Hendrikz. ten Haeff het huis „De Mol" aan de noord zijde van de Dam kocht ter verbreding van het Molstraetkin (1596). Verder komen we nog een bekend Middelburger tegen, Marcus de la Palma, die 20 ponden Vlaams schadevergoeding kreeg, omdat in de Molstraat door zijn huis „De gouden pot" een riool werd gemaakt. We stuiten dan op een ander probleem, omdat thans de gevelsteen „dit is den gulden pot", met afbeelding van de pot, het huismerk en het jaartal 1536, voor komt op de achtergevel van het huis hoek Molstraat-Dam no. 41. Wij kunnen er bij komen door de ingang in de Spuistraat waar vroeger blijkbaar een straatje heeft gelopen. Het huis „In den gulden pot" lag met de voorzijde aan dat straatje. Een van die kleine straatjes die Middelburg vrij veel heeft gehad, want naast het evengenoem- de huis met de houttuin, thans „Den Hout Thuyn" geheten, heeft eveneens een straatje gelopen naar de Pijpstraat. Met de Pijpstraat komen wij op de stads- De gevel met de talrijke gevelstenen „In den Yngelschen krayer", wapens van Zeeland en V/issingen, „Met Christo", 1638, „Rijck in als".

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 26