de „arabier" en andere zaken 143 naam van de krant niet) heeft het overge nomen: ,,Wie zal zich voor f 3500 per jaar voor zijn leven lang willen inkerkeren in Middelburg; een stad waar men niet dan tegen een betrekkelijk vrij hooge huur een dragelijk huis kan bekomen, en waar het leven duur is; een stad waar het dienst boden-personeel deelt in een meer dan gewone onzedelijkheid en onbruikbaar heid, en daarbij de bespottelijke dwinge landij over meesters en meesteressen voedt; een stad waar, naar het schijnt al leen iemand die Zeeuw is, die van adel of die, zonder dat, zeer vermogend is, en die daar familiebetrekkingen heeft, in de con versatie kan komen, waarbij in elk geval de verschillende familiën en standen, met echt middeleeuwsche kastengeest, angst vallig uit elkander worden gehouden en nooit, in den gewonen zin van het woord met elkander omgaan; een stad, die zeer weinig openbare vermakelijkheden en even geringe verscheidenheid van wande lingen aanbiedt; een stad, eindelijk, waar in de week zelfs timmerlieden en derge- lijken in het zwart met witte dassen loo- pen, terwijl men des Zondags, daargela ten dat er dan bijna geen enkel winkelier (die bovendien zonderlinge begrippen hebben nopens hun roeping) nering doet, door de drukste straten, in den letterlijken zin van het woord, kan schieten zonder een mensch te raken..." (aldus het knip sel). Wanneer de schrijver een Goesenaar mocht zijn geweest, vragen wij ons af, of de heren van ter Goes inderdaad zo zacht als appelmoes waren. (Foto's bij dit artikel: Leo de Bruin) De gevelsteen „dit is den gulden pot" met het jaartal 1536. uitbreiding van het laatste kwart van de 16e eeuw. In deze buurt, aan de noord zijde van de Dam concentreerde zich de wijnhandel en de Pijpstraat heet naar de wijnpakhuizen, die men er vond of toen bouwde. Dokter De Man, die overal ver stand van had, heeft het ons in een ver handeling uitgelegd. ,,Wijnpijp is een wijnvat, en nog heden is in die straat een pakhuis dat het Okshoofd heet en een an der met den naam van de Pijp; de aan grenzende huizen heetten Diepe"... (wat Dieppe moet zijn). Hiermee komen we weer terug bij ,,De Arabier", de eerder ge noemde azijnfabriek, voor de brand van 1900 was dit het pakhuis ,,De Pijp". De Man zegt in zijn verhandeling van 1898, dat aan dit pand nog een vergissing is ver bonden. Toen de firma Mes dit pakhuis kocht liet zij het in orde maken voor azijn fabriek en het vaatwerk beschilderen met een Goudse pijp, niet wetend dat pijp een wijnvat is. Gelukkig bespeurde onze Nagt- glas dit, om met De Man de spreken, en de Goudse pijp verdween. Wij zijn hiermee aan het eind van een van onze morgenwandelingen waarvan het verslag geen andere pretentie heeft wat divertissement te bieden. Deze wijk heeft nog talrijke verrassingen in petto, want de sterk oplopende Molstraat heeft de verho ging te danken aan een oude stadswal of -muur. Arthur van Schendel had het over een deftig perceel en in die percelen woonde deftige mensen. Hoe deftig Middelburg wel was, leert ons de schrijver in de Goesche Courant van vrijdag 8 april 1870 en dit naar aanleiding van de besproken bezoldiging van de voorzitter der centrale directie van Walcheren van 3500, Een andere courant (het knipsel noemt de Tussen Spuistraat en Molstraat, met op de achtergrond het huis „dit is den gulden pot". De oplopende Molstraat, de „hobbel" over de oude stadswal.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 27