het groter gebied zonder grenzen 118 zodat, wie daar op lette (maar dat deed niemand) het ruisen van de wind in de bomen kon horen (deel 1), het tikken van de regen op het dak (deel 2), en tenslotte het gemompel van het niet-begrijpende publiek zelf (deel 3). Ook hier is sprake van omkering: de natuur zelf is componist en uitvoerder, de begrippen kunst en leven zijn identiek. Met grote hardnekkigheid tracht Cage de mensheid te de-conditio neren, los te maken van tè verstarde ideeën, en haar te overtuigen, dat het af gelopen is met de Renaissance-cultuur, die, na bijna 5 eeuwen plaats mag maken voor een beschaving, die de mens niet meer stelt als het middelpunt der dingen. Bewustzijn Als Cage een andere waarde toekent aan het begrip tijd, is dat om het bewustzijn te activeren. „De taak van de kunst moet zijn processen in beweging te zetten bij mensenwe moeten mensen gelegen heid geven ervaringen te hebben, die ze anders niet zouden hebben gehad". Het gaat om het elimineren van het persoon lijke en het tendeert naar het collectieve. Dingen mogen tijdelijk zijn, het permanen te karakter van ,,het kunstwerk" mag ver dwijnen. Als kunst en leven hetzelfde zijn, heeft dit immers alles te maken met tijde lijkheid, met het panta rhei, met het alles, dat voorbij stroomt. „Happening" Dat concert van 1952 was geen concert in de gebruikelijke zin van het woord. Wat het dan wèl was, daar moest nog een naam voor bedacht worden, en dat ge schiedde in 1959, toen de pers wonderlijke gebeurtenissen samenvatte onder het woord „happening" naar aanleiding van Allan Kaprow's 18 Happenings in six- parts" die in dat jaar in New York werden uitgevoerd. In het jaar daarvoor, in 1958, was de Engelse vertaling verschenen van het boek van Antonin Artaud, Le théatre et son double (een verzameling geschriften sedert 1932, voor het eerst uitgegeven te Parijs in 1938) over vernieuwingen in het theater en de mogelijkheden, die juist het theater heeft, op andere wijze dan de tra ditionele in te werken op de menselijke geest. Dit boek het is adembenemende lectuur opent een diepgaand debat over de cultuur en zijn betrekkingen tot het leven, met de bedoeling de crisis in onze beschaving aan te tonen. We kun nen wellicht beter stellen, dat die Engelse vertaling in 1958 nodig was om bewegin gen in onder meer Amerika een sanc tionerende basis te geven. Het ging hier trouwens om meer: hier was het probleem aan de orde van een in het oneindige verleggen van de grenzen van de werke lijkheid en het beleven ervan. Genoeg", schrijft Artaud, ,,van de persoonlijke ge dichten, waarvan degenen, die ze maken meer profijt hebben dan degenen, die ze lezen. Genoeg van de manifestaties van een egoïstische en persoonlijke kunst. Ik hoor niet tot de mensen, die menen, dat de beschaving moet veranderen, opdat het theater verandert; ik geloof, dat het theater in een wijdere zin gebruikt, en op zo moeilijk mogelijke wijze, de kracht heeft veel meer invloed uit te oefenen op alle dingen Hoe hij ongeveer dertig jaar later gelijk zou krijgen: men hoeft maar te denken aan het werktheater, het straattoneel en het fe nomeen Mickery. In het jaar 1958 gebeurde er meer: de Franse socioloog-filosoof Henri Le- fèbvre kwam met een manifest voor een revolutionaire romantiek. Later zou Lefèbvre zeggen, dat hij om streeks 1958 het gevoel heeft gehad, dat we een nieuw tijdperk waren in gegaan. In dat jaar '58 toen Yves Klein te Parijs „de leegte" exposeerde (een leeg vertrek in een galerie, waarvoor op de openings avond de garde républicaine stond opge steld teneinde aan deze gebeurtenis een extra plechtig karakter te geven) was er in Düsseldorf een grote Dada-expositie: ein delijk werd duidelijk, dat de Dadaïsten uit de eerste wereldoorlog het einde van de Westerse cultuur wilden benadrukken, door haar spottend uit te beelden door middel van onder andere liedjes van klan ken zonder tekst. Toen, dus vóór 1920, had diezelfde Henri Lefèbvre, mede onder invloed van die theorieën al begrepen, hoe en in welke richting de beschaving van onze eeuw zich zou moeten ontwikkelen. Die late jaren vijftig kenmerkten zich door twee dingen: het was de tijd van het begin van de ruimtevaart met de verbluffende blijken van het technisch kunnen van de mens enerzijds, èn, als reaktie daarop, een behoefte aan ontwikkeling van het zo onderontwikkelde gevoelsleven van de mens. Het is ook weer Yves Klein geweest die een centrum wilde stichten van gevoe ligheid (1959). ,,Het is zaak te erkennen dat de problematiek van de kunst, van het geloof en van de wetenschap vervallen is. Problematiek zal in het centrum der ge voeligheid niet langer bestaan. Het mate rialisme is de erkende vijand van de vrij heid". In 1961, het jaar dat Gagarin als eerste mens in de ruimte verbleef, verscheen er van Henri Lefèbvre het boek Critique de la vie quotidienne", deel II, waarin de schrijver zich met grote heftigheid keerde tegen het consumptieve gedrag van de mens, ,dat zo dodend is voor alle vormen van kreativiteit. Een jaar ervoor had hij het begrip gelanceerd: bureaucratische maatschappij van geleide consumptie" dat door studenten onmiddellijk zou wor den verkort tot het ons allen bekende be grip „consumptiemaatschappij"Lefèb vre had zich al in 1946, in zijn Introduc tion a la critique de la quotidienne" ge keerd tegen de kunst als zijnde geworden tot een ornament van het dagelijks leven, dat het leven niet verandert. Lefèbvre pleitte voor een veel bewuster beleven van emoties, het doorleefde, de spontaniteit, waarbij de mens het intellect moest leren uitschakelen. 1961 is het jaar dat van de filosoof Michel Foucault verschijnt „Folie et déraison, histoire de la folie a l'age c/assique" waar in hij stelt: „soms binnen enkele jaren houdt een cultuur op te denken zoals ze deed tot dan toe en begint te denken aan iets anders en op andere wijze". Het is hetzelfde jaar dat John Cage een serie opstellen schrijft en publiceert onder de titelSilence" waarin hij onder meer op merkt: „het materiaal en de componist zijn gelijkwaardige delen van het geheel: de kunstenaar moet verdwijnen tengunste van het materiaal. Er is geen doel meer, er is geen smaak meer, geluiden moeten zichzelf zijn en stiltes zijn geen momenten tussen twee delen meer, maar hebben een zelfstandige functie evenals geluid: het is de luisteraar, die het als één geheel kan ervaren. In 1964 was Cage in Nederland en tijdens zijn verblijf had hij een gesprek met Bibeb, dat werd gepubliceerd in Vrij Nederland van 17 oktober van dat jaar. Daaruit citeer ik de volgende discussie: [Cage) zegt dat de muziekstudie heel an ders zal worden. „Het zal in de eerste plaats noodzakelijk zijn, dat de leer lingen... wét?"

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 2