het groter gebied zonder grenzen
120
hoge-hakken-mode ermee te maken heb
ben, dat de mens deze cothurnen nodig
heeft, uit angst onder te gaan in een ano
nieme massa? Waarom, juist nu we „eer
lijkheid" zo hoog in ons vaandel schrijven,
willen we groter lijken dan we eigenlijk
zijn?
Molière, mode 1976.
België
Als er in onze omgeving één gebied is,
waar men gevoelig blijkt voor het irra
tionele, voor de niet verstandelijke bena
dering van dingen en begrippen, dan is
dat al vele tientallen jaren lang België. En
dat hangt ongetwijfeld samen met de gro
tere affiniteit der Belgen voor het surreële,
iets waar nuchtere Nederlanders vaak te
weinig of nooit aan toekomen.
En a/s ik in die omgeving een stad wil
noemen, waarin met bewonderenswaar
dige hardnekkigheid, ondanks alle agres
sie door onbegrip, door is gegaan signalen
uit te zenden behorend tot die interna
tionale wereld van anders denken en voe
len, dan is dat de Wide White Space
Gallery te Antwerpen. Aan de naam hoort
u al, dat het gaat om witte onbegrensde
ruimten, waarin alles mogelijk is.
Het is niet zonder toeval, dat onze ster
retjes uitdelende Byars daar zijn welhaast
metaphysische bijeenkomsten hield, dat
Christo de vloer en de trap inpakte, dat
Richard Long een skulptuur maakte van
voetstappen en Beuys zijn Eurasienstab
toonde, én dat, om twee Belgen te noe
men, Panamarenko zijn eerste vliegtuigen
liet zien en de in 1976 overleden Marcel
Broodthaers zijn hulde bracht aan Mal-
larmé.
„Grenzeloos"
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn ge
worden, dat het mijns inziens geen zin
meer heeft in deze tijd te spreken over de
belangrijkheid van kunst in een bepaalde
provincie of zelfs een bepaald land, nu de
grenzen op dit gebied zijn verdwenen, en
we voor het eerst het avontuur beleven
van een kuituur, die de hele wereld om
spant.
Het was dan ook niet zonder reden, dat ik
aan het begin van dit betoog het voor
beeld heb aangehaald van James Lee
Byars en de rol, die hij aan het onbewuste
van de ander toekende bij het voltooien
van wat we voor de duidelijkheid nog
maar even het „kunstwerk" zullen noe
men.
Men kan zich afvragen of er in wezen veel
verschil is tussen de directe confrontatie
met een probleemloos schilderij van vroe
ger en de onduidelijke ontmoeting met die
Amerikaan op het ogenblik, dat hij een
sterretje overhandigde.
Ik geloof eigenlijk van niet; het is het ver
schil in confrontatie met een uiting uit een
voorbije kuituur èn een nieuwe, op wiens
drempel wij staan.
Piet van Daal en is directeur van het Zeeuws Museum te Middelburg. Hij schreef be
schouwingen over hedendaagse kunst in onder meer „Museumjournaal".
De heer G. Gyse/en is directeur van de provinciale dienst voor cultuur in West- Vlaanderen.
De bijdragen van beide auteurs zijn - in eerste versie - samengesteld voor de Nederlands-
Belgische Vereniging, afdeling Zeeland en bedoeld als kanttekeningen bij de ontwikkeling
van de beeldende kunst in Zeeland en Vlaanderen.
Tijdens de opening van „de huisjes", Terneuzen, 1 9 mei 1 968.