beeldende kunst in West-Vlaanderen 125 doeken achterwege zijn gebleven. De vaststelling kenmerkt alleen het symp toom van een gewijzigd klimaat. Overigens dient niet te zwaar getild aan het verwijt dat de twee belangrijke Belgi sche badsteden alleen maar zouden snoe pen van aktuele kunststromingen zonder daarbij enig systeem te hanteren. Geen museum ter wereld kan in deze materie volledigheid nastreven, laat staan dat men het zou kunnen met tijdelijke exposities. Wie uitzag naar enig systematisch hou vast kon trouwens reeds in 1959 terecht bij deInleiding tot de hedendaagse schil derkunst" die het Oostendse leraarsduo Casteur en Smeets had laten verschijnen bij Desclée De Brouwer te Brugge, van daag nog altijd een bruikbaar boek met voortreffelijke inter-disciplinaire tabellen. De tweede bemerking en aanleiding tot kritiek hebben sociale gronden. Er is ge zegd en geschreven dat de gewone man het met zulke topevenementen niet kan rooien, dat hij niet over zijn drempelvrees heen geraakt en wrevelig moet weg wan delen als hij, voor zichzelf en zijn gezin, inkomgeld en kataloogprijs verrekent. De promotie van de beeldende kunst in een zo selectief gebouw zou dus duidelijk niet bestemd zijn voor jan-met-de-pet. Zij zou alleen de rijken nog rijker, de armen weer armer maken. Zielig detail: in het casino van Knokke kom je inderdaad niet binnen zonder bepaalde vestimentaire verplich tingen na te leven (op vijftig meter van het strand weet je anderszins nooit). De bedenking nopens die sociale drempel kan inmiddels ook de goed geTntentioneerde inrichter als een onbillijk verwijt in de oren klinken. Want klopt zij over geheel de lijn? Dat soort onderneming die altijd veel meer geld moet kosten dan zij kan opbrengen, is alleen het zomers uitstapje naar de kust waard als men er zelf iets voor voelt. Men betaalt toch ook geen duur toegangsbiljet voor de match van het jaar als men niet hardop van voetbal droomt. Het verwijt keert zich dus veeleer tegen het tekort in de mentaliteit van het publiek ,,im grossen ganzen", én tegen het schrijnend gebrek aan begeleiding van kindsbeen af om beeldende of musicerende of schrijvende kreativiteit óók belangrijk te doen vinden naast het ,,panem et circenses". Daarmee was ook voor West-Vlaanderen het pro bleem gesteld van de edukatieve dienst verlening in de musea en op de tentoon stellingen met al wat dit aan voorlichtende media onderstelt op school, in de open bare bibliotheek en in het anders zo praat- ÜÖB .SERVRANCKX m Victor Servranckx, Opus 1 6, 1 924.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 9