god zij lof is geen heel goed duijtz 163 greetige ooren den Goddelijcken galm van Davids harpe vingenen hem met geen mindere soetigheyd in suyver Neerduyts hoorden ge/uyt slaen, a/s voormaels in 't Hebreeus de Hebreen in ludea deden. Of wy hier alle eygenschappen onser moe- derlijcke tae/e, volgens het afscheyd der dichte ren, wel hebben waergenomen: daer van sa! uwe A. konnen oordee/en: a/s dier t'huys hoort, ean als een treffelijck lit- maet onse letterkunstige vergaderinge niet weynigh vereerde. Waarna de groet, de wensen en de da tering volgt. Dit lange citaat werpt een bepaald licht op De Huberts activiteiten. Het blijkt namelijk dat hij ten huize van Vondel deelnam aan letterkundige vergaderingen. Over deze vergaderingen heeft de 17e-eeuwse Von delbiograaf Geerard Brandt geschreven dat ook Hooft, de dichter Laurens Reaal, ...,,en andere Dichters, en kenners der kunste", aanwezig waren (11). In dit verband is het dienstig Brandt wat uitgebreider te citeren. Niet slechts voor de figuur van De Hubert, Rechtsgeleer de,Oudt Raed en scheepen der stadt Zierikzee, door de Psalmen bij hem in Nederduitsch dicht vertaalt, genoegh be kent"), maar omdat Brandt, naar het schijnt, een voortreffelijk en betrouwbare beschrijving van de bezigheden op deze vergaderingen geeft: ,,Hier wert ge handelt van d'eigenschap pen der moederlyke taaie. Men stelde verscheiden regels, daar men zich in t'dichten naar hadde te schikken: omtrent het stuk der taalschikkinge, de t'saamen- voeging der woorden en naamen, het onderscheidt der geslachten, buiging der gevallen, en spelling van yder woordt. Daar men eenig bericht van vindt in de Waarschouwinge, geste/t voor de Psal men van den gemelden Hubert.(12). Conclusie: tussen 1621 en 1625 (waar schijnlijk tot 1623) werden te Amsterdam samenkomsten gehouden waar over grammaticale kwesties gesproken werd. De Huberts aanwezigheid was daarf ij be langrijk, gelet op Brandts beschrijving en Vondels opdracht. De Hubert vertrok in 1623 naar Leiden. Waarom? Hierover is erg weinig bekend. Traditioneel heeft men een en ander in verband gebracht met de Statenvertaling. Zo vindt men in vele bronnen en bio grafische opmerkingen de mededeling dat De Hubert corrector van de Statenverta ling geweest is. Dit kan niet juist zijn, gelet op de data, zoals Zwaan heeft uiteen gezet. Niettemin: een relatie met de kring van Statenvertalers en revisors kan niet ontkend worden. In Hindelopen's Historie van de overzettinge des bijbels uit 1777 (blz. 218-224) wordt verteld dat een van de reviseurs in 1635 te zijnen huize logeer de. Mogelijk kan men nog een meer ge fundeerde gissing maken omtrent doel van De Huberts aanwezigheid te Leiden. Hij liet zich in 7623 weer inschrijven aan de Leidse universiteit. Dit kan een formaliteit zijn; het had voordelen. 2. De raad van Zierikzee doet in 1630 een schriftelijke aanbeveling ,,den advo caat mr. Anthonis de Huybert" be noemd te krijgen tot hoogleraar in de rechten. Tevergeefs. 3. In 7640 een tweede, soortgelijke po ging van zijn vaderstad. Zelfde resul taat. De Huybert wordt toegestaan een pri- vatissimum te organiseren. Deze feiten zijn mijns inziens aanwijzingen, dat zijn hoofddoel was een wetenschappelijke carrière; een en ander gesteund door zijn vaderstad. Waarschijnlijk woonde hij tot zijn dood te Leiden. Er is verder (voorlo pig) niets van hem bekend, een enkel detail over zijn kinderen moge hier onver meld blijven (13). Psalmberijming, Voorrede en Noodige waarschouwinge De psalmen van A. de Huybert versche nen te Leiden ,,Bij Pieter Muller, inde Heerestraat in 'tJaar 7624", in een kleine zgn. 8° formaat, overigens gebruikelijk. Ik gebruikte het exemplaar van de Provin ciale Bibliotheek te Middelburg (zonder signatuur). Een enkele opmerking over het zqn. voorwerk. Zo lezen we op het titel blad: De Psalmen des Propheeten Davids In 't Hebreeuz genaamd Het Lof-Bouk By den Propheet verdeeld in vijf Bouken. Nu naar den oorspronkelicken Text van woorde te woorde vertaald/ ende in Ne- derduytzen rijme gesteld op de gewoone- licke wijsen/gelijk men die in de gerefor meerde kerken singtl Door Mr. Anton is de Hubert Rechtsgeleerde Hier zijn bij gevougd de gewoone/icke Lofsangen!mitsgaders noch de 157 Psal- me die gevonden word in de Griekse Bijbels. De nadrukkelijke verwijzing naar de grondtekst is opvallend, ,,van woorde te woorde". Men dient te bedenken dat uit sluitend in de Nederlanden Marnix voor De Huybert uit de grondtekst de psalmen volledig had berijmd (14). En de diepe zin van zo'n titeltoevoeging peilt men slechts als men alle vroege berijmingen rang schikt, zoals Lenselink achter in zijn boek heeft gedaan. Dan valt op hoe Marot in zijn belangrijke berijming zegt ,,Cinquante Deux Pseaumes de David, Traduictz en rithme Francoyse se/on la verité Hebrai- que". Wie het artikel van Dr. Lenselink in het W. A. P. Smit-nummer van de Nieu we Taalgids over de bronnen van Marnix' Psalmberijmingen en bijbelvertaling leest, merkt hoe in de 16e eeuw de toevoeging ,,na der hebreisscher waerheyt" een te ken van progressiviteit èn betrouwbaar heid was. In De Huberts titel wordt bo vendien uitdrukkelijk genoemd de traditio nele wijzen die men in de gereformeerde kerken zingt. Dat kan niet anders dan de wijzen van het Franse, Hugenootse psalmboek van Clement Marot en Theo- doorde Bèze (hierboven reeds genoemd), die ook door Datheen gebruikt wor den (15). Ik kan niet nalaten aandacht te vragen voor de juridische kwalificaties bij de naam van de dichter. Wie nu het psalm boek opent, valt iets merkwaardigs op: een voorrede met opdracht aan de staten van Zeeland en de Zierikzeese vroedschap en de motivering van zijn vertaling, maar direct daarop in een ander, kleiner letter type volgt de Noodige Waarschouwinge aan alle liefhebbers der Nederduijtze tale" (16). De toevoeging van deze, formeel afwij kende, grammaticale verhandeling moti veert De Huybert zelf aan het slot: Ende int besonder versouk ik op alle lief hebbers de Nederduijtze tale, datse miine waarschouwinge, so veel de tale aangaat, ten goeden opnemen: te meer also het ten goeden insichte is geschied, alhoewel mii dese/ve buiiten voornemen afgedwonen is gewoorden, terwii/le dp drucker met het drucken van miine voofrede besig was. Het is al te verleidelijk om hier geen ver band te leggen met de letterkunstige ver gaderingen te Amsterdam: is het al te boud om te vermoeden dat de Amster damse vrienden De Huybert gevraagd hebben zijn inzichten, die men ten huize van Vondel aangehoord had en natuurlijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 11