EEUWS TIJDSCHRIFT
JAARGANG 26
AFSCHEID VAN PIET'T HOOFT
Bouwer en ziener
Afscheid nemen van Piet 't Hooft kan niet beter geschieden dan door hem
zelf aan het woord te laten. Zo heeft dominee Strating het gedaan in het cre
matorium, zo wil ook de redactie het doen. De stille vriend die Piet is ge
weest heeft zich aan zijn naasten en aan zijn vele vrienden kenbaar gemaakt
^op een wijze waarvan de duidelijkheid slechts werd versluierd door een ijle
floers van mystiek. Een bloemlezing is dan ook meer op haar plaats dan een
necrologie, een bloemlezing van gedachten die Piet typeerden.
Talloze malen heeft Piet in het Zeeuws
Tijdschrift zijn visie gegeven op het
moderne maatschappelijke gebeuren, be-
zield door de gedachte het in te passen in
ons erfgoed. Een andere oplossing dan te
doen wat geest en hand te doen vinden
had hij niet. Maar hij putte uit een om
vangrijke geestelijke reserve, uit een filo
sofie die hij in zijn schrifturen placht te
illustreren met citaten van velerlei geest
verwanten. In een bijdrage over de weder-
opbouwdag van Stavenisse is het de
Ballade van de Watersnood van Weru-
meus Buning, die hem doet verzuchten
dat wat meer goede wil de machinerie van
onze samenleving ongetwijfeld beter zou
doen lopen. In het stuk zet hij een kleuter
met een schop tegenover de parade van
zwarte jassen en streepjesbroeken en de
officiële dame met het zwarte mantelpak
stelt het kind een gebruikelijke grote
mensenvraag en het antwoordt: ik heb
heb een schop. Over de herbouw is Piet zo
als zo vaak mild. Het nieuwe Stavenise is
ruim en fris en licht; de riolering draagt de
I keur van het RIZA en elk huis heeft zijn
eigen douche-cel; het is strak en welgeor
dend. Stavenisse'heeft een eigen karakter
gekregen al zien we de huizen min of meer
gevarieerd vrijwel overal in Nederland, ont
worpen als ze zijn binnen het raam van
centraal gegeven wenken en dito vastge
stelde kubieke meterprijzen. Maar dan:
waarom zullen we het oordeel over andere
waarden dan techniek, hygiëne of econo
I
mie niet opschorten tot de tijd die waar
den wat duidelijker heeft geformuleerd.
In het Landschapsnummer van 1970
verhaalt hij van een privé-enquête. Wat
dachten de ondervraagden over het pro
fiel van de architectuur in Zeeland? Het
zijn de velerlei bouwkundige oudheden die
naar voren worden gebracht, een hele rij,
met duidelijke voorkeuren. Maar niet de
wederopbouw, evenmin de moderne ker
ken of polderhuizen, de schouwburg in
Middelburg, de raadhuizen in Kapelle, Vlis-
singen of Biervliet. Dan komt het con
trapunt. De burgerlijke overheden hebben
zich in de goed negentiende eeuwse tradi
tie van voorbeeldige soberheid, verstandig
beleid en volmaakte onverschilligheid ten
zeerste beperkt in het stichten van
monumentale gebouwen. De term utili
teitsbouw, het vooropstaan van de ge
bruikswaarde, de „vaste lasten" op de ex
ploitatie, dat alles verklaart zo stelt 't
Hooft misschien waarom ze in hun wel
overwogen en vanzelfsprekende vormge
ving niet opdringen in het profiel. Het is
voor hem een sussende gedachte dat de
samenleving hem en zijn collega's die
naar hij zegt zoveel boter op het hoofd heb
ben heeft toegestaan hun werk te ver
richten in de schaduw van het maat
schappelijk gebeuren. Boven dit stuk
plaatst Piet een motto van Bertrand Rus-
sel. Zelfs al zijn alle deskundigen het met
elkaar eensdan behoeven ze nog geen
gelijk te hebben. Bescheidenheid en vak-
trots, naast elkaar.
Zijn vaktrots hangt sterk samen met de
waarde die hij toekent aan de menselijke
schaal, zijn verweer tegen de grootschalig
heid, al is die schier onontkoombaar. Hij
wil mede voorwaarden scheppen voor het
menselijke geluk. Hij zoekt er naar in de
oude zestiende eeuwse kaarten van Chris-
tiaan Sgroten, in het werk van de Zeeuwse
schoonheidscommissie, in de verdwijnen
de functie van de boerderij in het Zeeuwse
landschap, in de te materiële condities van
het eerste streekplan Walcheren of in de
nota's over de ruimtelijke ordening. ,,Er
staat ontstellend veel lelijks in onze ge
bouwde omgeving dat toch mee blijft hel
pen alles menselijk te houden.De Noord
oostpolder mist iets lelijks constateert hij
dan. Wat hij als lelijk beschouwt gaat hij
niet met het schijnbare houvast van een
dogma te lijf. Zo scheidt hij ook kaf en
koren in de industriële architectuur in onze
zeehavens. Voor Piet was dit alles een zaak
van moed of liever een gefundeerd zijn op
een rijke geestelijke bagage. Aan het op
grote schaal aanwijzen van landschapspar
ken twijfelt hij, ook al omdat de menselijke
maat bij hem natuurlijk niet bij voorkeur
lelijk mag zijn. De mens in zijn waarde
laten is hem altijd meer waard geweest. In
een puntdicht aan het slot van een bijdrage
onder de titel Krakeel om cultuur enig
berijmd hijs- en trekwerk, zoals Piet het
noemt schrijft hij: de knikkers en het
spel zijn schepsels van dezelfde God. Het
ging hem toch nooit om de knikkers de
tendens noch om het spel het l'art
pour l'art alleen. Gebruik de gaven van
Uw hoofd en hart en hand, niet om het
Wegens bijzondere en onvoorziene omstandigheden kan de redactie van het Zeeuws Tijd
schrift het eerder aangekondigde themanummer over Onderwijs in perspectief" niet vol
gens schema aanbieden. Dat extra-nummer verschijnt begin 7978. In de loop van de
volgende jaargang zal tevens in een groter kader dan thans het geval kan zijn aan
dacht worden besteed aan leven en werken van onze mede-redacteur ir Piet 't Hooft, die
op 27november overleed.