de werkende jongere
14
In 1963 werd een begin gemaakt met een
experiment part-time beroepsonderwijs,
waarvan de doelstelling luidde:
„De leerlingen bij hun beroepswerk
zaamheid en beroepsopleiding te bege
leiden tot vakbekwame volwassen men
sen".
Er werd door 6 scholen aan dit experi
ment beroepsbegeleidend onderwijs,
waarvan de huidige directeur van de di
rectie L.M.B.O. van het Ministerie van 0.
en W. de initatiefnemer was, deelgeno
men.
Mede naar aanleiding van dit experiment,
dat in 1967 afliep, hebben de commissie
streekscholen voor niet-volledig dagon
derwijs en de technische commissie
spreidingsplan streekscholen voor be
roepsbegeleidend onderwijs de Minister
een aantal aanbevelingen gedaan.
De belangrijkste laat ik hieronder volgen:
- de wenselijkheid om t.b.v. alle leerlin
gen die algemeen en op het beroep
gericht onderwijs volgen zelfstandige
streekscholen te ontwikkelen; dit zo
wel uit onderwijskundige, pedagogi
sche en organisatorische reden.
Men vond het uit pedagogische overwe
gingen minder juist, dat leerlingen, die
reeds in het bedrijf werkzaam waren, in
hetzelfde pedagogische klimaat verkeer
den als leerlingen van 12-16 jaar, die nog
in het volledig dagonderwijs zaten.
Dit heeft er toe geleid, dat er tussen 1969
en 1976 30 zelfstandige streekscholen
voor beroepsbegeleidend onderwijs in
Nederland zijn opgericht.
Naast pedagogische overwegingen heb
ben in sterke mate ook doelmatigheids
overwegingen voor de centralisatie van
het b.b.o. gegolden.
De streekscholen ontwikkelden zich tot
een conglomeraat van cursussen in de
industriële, ambachtelijke, dienstverle
nende en economisch-administratieve
sectoren.
Een goed geoutilleerd practicumlokaal,
waarin een belangrijk deel van het op be
roep gericht onderwijs wordt verzorgd,
varieert al snel tussen de 80.000,- en
150.000,- per vakrichting.
Het basisleerplan van het b.b.o. in de pri
maire opleidingen onderscheidt drie de
len:
Ie) het op het beroep gericht onderwijs;
2e) het algemeen maatschappelijk be
geleidend onderwijs;
3e) de lichamelijke opvoeding.
ad 1)
Bij dit onderdeel staat de vakleer of vak
theorie in het middelpunt. Vanzelf
sprekend dient de vaktheorie in nauwe
relatie te staan tot datgene wat in de
praktijk wordt geleerd (praktijkprog
ramma).
Het accent valt op een bevordering en
verbreding van het inzicht. De z.g. onder
steuningsvakken als wiskunde, me
chanica, vakrekenen vervullen een
dienende functie.
Er dient een dusdanig nauw verband te
zijn tussen vaktheorie, materialen en ge-
reedschappenkennis, ondersteunings
vakken, enz., dat de strikte vakkenschei-
ding losgelaten wordt; de z.g. vakkenin-
tegratie. Door deze vakken zoveel moge
lijk door 1 leraar te laten verzorgen, kan
dit het doelmatigst verzorgd worden.
Hiertoe zijn mb.t. de bevoegdheidsrege
lingen speciale regelingen van toepas
sing op de b.b.o.-leraar.
Bij de vaktheorie neemt het onderricht in
het z.g. practicum, niet te verwarren met
praktijk, een centrale plaats in.
Een practicum kan globaal worden be
schouwd als een didactisch hulpmiddel,
enerzijds om een verbinding tot stand te
brengen tussen het schoolonderwijs en
de opleiding in de praktijk, anderzijds
echter ook ter bevordering van de zo
noodzakelijke samenhang van theore
tisch inzichten kennis en detoepassingen
daarvan in de praktijk.
In de vakcommissies per vakrichting, bijv.
bouw, metaal, motorvoertuigen, maar
ook kantoor of verzorgingsassistente,
trachten docenten van streekscholen
vanuit deze filosofie nieuwe leerplannen,
lesssen, practicumopdrachten, enz. te
ontwikkelen.
Ook hiertoe geldt voor het b.bo. een spe
ciale taakeenhedenregeling.
ad 2)
Hierbij staat de hulp aan de leerling bij het
innemen van zijn maatschappelijke plaats
primair. De maatschappelijke begelei
ding heeft zich qua vak ontwikkelt van 2
afzonderlijke lessen maatschappijleer en
Nederlandse Taal tot 1 eenheid, waarbij
mondelinge en schriftelijke uitdruk
kingsvaardigheden onderdeel dienen te
zijn van meer thematische zaken, zoals
arbeidssituatie, thuissituatie, levensvra
gen, enz.
ad 3)
Het accent valt hier meer op het kweken
van groepsgeest, dan de techniek van be
paalde oefeningen.
In de leerplannen van de streekschool
moet aangegeven zijn op welke prak-
tijkprogramma'sals bedoeld in art. 18van
de Wet op het Leerlingwezen, het alge
meen en op het beroep gericht onderwijs
is afgestemd. Samen vormen zij de z.g.
totaalprogramma's.
Het is duidelijk, dat naast de eerder ge
noemdeoverwegingen om streekscholen
op te richten ook de door centralisatie van
de opleidingen verbeterde mogelijk
heden tot een intensiever contact tussen
school - consulenten leerlingwezen en
bedrijfsleven, hebben medegespeeld.
Door de hoge inventariskosten zijn de
streekscholen bijna per definitie samen
werkingsscholen, daar het stichtingscri
terium erg hoog ligt, nl. 800 leerlingen
voor de 4 z.g. kernvakken.
Eerdergenoemde commissie spreidings
plan streekscholen adviseerde de Minis
ter, overigens niet conform het in 1969
door het E.T.I.-Zeeland uitgebrachte ad
vies, om in onze provincie een streek
school in Middelburg te situeren. Dit op
demografische en economische bedrij
vigheidsoverwegingen.
Het concentratiebeleid van het be
roepsbegeleidend onderwijs aan streek
scholen is nog steeds niet voltooid.
Ook in Zeeland niet.
In Zeeuwsch-Vlaanderen hebben de
L.T.S.-en van Hulst, Axel en Terneuzen
hun part-time opleidingen onderling ver
deeld.
Een eigen streekschool voor Zeeuwsch-
Vlaanderen zat er in het spreidingsplan
niet in.
In Goes draaien nog part-time opleidin
gen aan de L.T.S. en de L.H.N.O. in de
richting van bakken, centrale verwar
ming, installatietechniek, landbouw
werktuigen, kapster en gezinshelpster.
De ontwikkelingen in Zeeland
Nog vanuit de roes van de 1-november-
1969-actie in Den Haag, voor de werkende
jongeren ongeveervan netzo'n betekenis
als 1600 voor onze vaderlandse geschie
denis, leek heterop of het in 1971 gestarte
vormingsinstituut met vestigingen in
Vlissingen (2x), Middelburg, Goes, Zierik-
zee en Stavenisse en de in 1972 gestarte
streekschool 'Zeeland' snel op één insti
tuut zouden afgaan. Vooral op be
stuursniveau was men een eind op die
weg. Eén en ander was echter onvol
doende op z'n juridische en formele me
rites doordacht.
Wel was er bij aanvang een redelijke sa
menwerking. Deze werd versneld bij de