NAAR EEN OPEN SCHOOL
Jan Roovers en
Jeroen Verhaak
17
I oen eind juni 1974 door de bewindslieden van O&W en CRM geza
menlijk de 'Commissie Open School' werd ingesteld, kon bijna
niemand bevroeden dat nauwelijks drie jaar later op de Bevelanden
de Open School, weliswaar in de vorm van een proefproject, officieel
van start zou gaan.
In dit artikel zal gepoogd worden in grote
lijnen de totstandkoming hiervan te
schetsen. Daartoe wordt in het kort de
landelijke ontwikkeling geschetst, de tot
standkoming van een proefproject op de
Bevelanden, de inhoud van de proef en
tot slot wordt een poging gewaagd de
betekenis van het proefproject voor de
Zeeuwse situatie weer te geven.
De commissie open school
In februari 1975, nog geen jaar na haar
instelling, bracht de Commissie Open
School (C.O.S.) haar eerste advies uit, ge
titeld 'Uitgangspunten en prioriteiten' 2).
In de inleiding van dit advies wordt ge
steld dat niemand ooit is uitgeleerd, om
dat kennis, inzichten, vaardigheden en
waarden in deze tijd snel veranderen,
„ledereen zal daarom zijn leven lang
moeten kunnen blijven leren en zich door
studie en bezinning moeten kunnen her
oriënteren. Daarvoor zijn voorzieningen
op het vlak van onderwijs en vorming
voor volwassenen nodig. Voorzieningen
die voor iedereen toegankelijk zijn. Nu is
er de afgelopen decennia door diverse
instituten veel op dit vlak gedaan. Maar
ondanks de groeiende belangstelling
voor deze instituten moet geconstateerd
worden dat grote groepen uit de bevol
king niet worden bereikt. Belangrijke re
denen daarvoor zijn het gebrek aan moti
vatie en het gebrek aan adequate moge
lijkheden om van de huidige voorzienin
gen gebruik te maken.
Om nu de benodigde, veelal andersoor
tige, voorzieningen van onderwijs en
vorming op een systematische wijze aan
te bieden, komt er een Open School. Dat
is een zelfstandige instelling die in sa
menwerking met andere organisaties
faciliteiten gaat bieden van aanvullend
(beroeps)-onderwijs, vormings- en ont
wikkelingsprogramma's, tweed e-weg-
onderwijs en tweede-kans onderwijs. De
nadruk komt te liggen op integratie van:
- zelfstudie
- groepsgewijze begeleiding en
- informatie via massa-media. 3).
Verder gaat de commissie ervan uit dat
vorming en onderwijs twee aspecten van
het ontwikkelingsproces van de mens
zijn. In de Open School zal getracht wor
den beide geïntegreerd te benaderen.
'Het ideaal is een educatief systeem dat,
na afloop van de leerplicht op ver
schillende niveaus, voor iedereen, ge
spreid naar tijd en plaats, voorzieningen
tot verder onderwijs en vorming biedt.
Maar dat kan natuurlijk niet van vandaag
op morgen bereikt worden. Er zullen dus
prioriteiten gesteld moeten worden. 4).
De eerste prioriteit heeft de commissie
gelegd bij de zogenaamde 'kansarme'
groepen. Daarmee werden bedoeld
groepen mensen die door allerlei om
standigheden de eerste twaalf zestien
jaren van hun leven maar weinig onder
wijs en vorming gehad hebben en die nu
qua basiskennis en -vaardigheden nietzo
goed als lid van de samenleving kunnen
functioneren als ze wenselijk vinden en
die er toch nietzo gemakkelijk toe kunnen
komen om de benodigde scholing en
vorming in te halen.
De commissie meende dat het door het
doen uitvoeren van een aantal proefpro
jecten het beste onderzocht zou kunnen
worden wat het meest adequate aanbod
voor deze groep is. Daarom adviseerde ze
de Ministers voor deze zgn. kansarme
groepen een drietal verschillende
proefprojecten uit te voeren:
- voor werkendevolwassenen;
- voor (werkende) jong-vo/wassenenen
- voor (gehuwde) vrouwen 5)
Het proefproject voor (werkende)
volwassenen
Dit project is bedoeld voor mannen en
vrouwen inde leeftijd van 30tot ongeveer
50 a 55 jaar, die zowel in hun gezin (op
groeiende kinderen) als in hun werk de
gevolgen van een onvoldoende of ver
ouderde opleiding ondervinden en die
hierdoor onder meer belemmerd worden
in de gewenste of vereiste maatschappe
lijke mobiliteit. Dit proefproject zou uitge
voerd moeten worden in een drietal ge
bieden, t.w. Zuid-West-Friesland (de ge
meenten Doniawerstal, Haskerland en
Heerenveen), Noord-West-Limburg (de
gemeenten Broekhuizen, Grubbenvorst,
Horst, Meerlo-Wansum, Sevenum en
Venray) en Midden-Zeeland (de ge
meenten Borsele, Kapelle, Kortgene,
Goes, Reimerswaal en Wissenkerke).
De criteria op grond waarvan de boven
staande proeflocaties werden voorge
steld, waren:
1. Er worden gebieden gekozen die met
betrekking tot deze educatieve in-
structuur van uiteenlopende aard en
omvang zijn. Verscheidenheid is im
mers met het oog op onderzoek ver
eist.
2. In of nabij het gebied zijn zodanige on
derwijsvoorzieningen dat deelnemers
aan de proefprojecten na afloop ook
buiten een Open School verder kun
nen leren en zo gewenst diploma's
kunnen halen.
3. De locaties zijn in plattelandsgebieden
gelegen.
4. Zo mogelijk dient in een of meer loca
ties gebruikt te worden gemaakt van
regionale omroep en (in verband met
de werving) locale of regionale
nieuws- en advertentiebladen. Dit om
de mogelijkheden hiervan te testen.
5. In de locaties is de sociaal-economi
sche situatie van dien aard dat er veel
mensen zijn die op korte of middel
lange termijn van beroep zouden
moeten veranderen of voor wie er in
het desbetreffende gebied weinig
vooruitzichten zijn.
6. Bovendien zijn de gebieden min of
meer gekenmerkt door een traditio
neel cultuurpartroon. Eventueel komt
daar nog een eigen streektaal bij.
7. De omvang van de locaties is zo, dat er
ongeveer 150 deelnemers zijn bij
deelname van 1 procent van de
doelgroep.
8. Vanwege de overzichtelijkheid mag
het gebied niet al te groot zijn.
9. Gewenst is verder dat de mogelijkheid
van een goede samenwerking met de
diensten van de arbeidsvoorziening
aanwezig is. 6)
In de drie proefprojecten zijn ver
schillende onderzoeksaccenten gelegd.
In dit proefproject is dat het functioneren
van de educatieve infrastructuur bij het
bereiken en begeleiden van de beoogde
doelgroep.
In het jong-volwassenenproject het on
derzoek naar de behoeften van de deel
nemers en in het vrouwen-project op de
rol en betekenis van massacommunica
tiemedia, de beste didactische presenta-