naar een open school 20 sonen aan het project gaan deelnemen. Intussen stond de ontwikkeling op lande lijk niveau niet stil. Naarmate de uitvoe ring van het proefproject naderde, be raadde de COS zich over de structuur. Daarbij werd gesteld dat de COS als ad viescommissie niet tegelijkertijd verant woordelijk kon zijn voor de uitvoering van de door haar voorgestelde proefprojec ten. Het bleek wenselijk daarvoor een Stichting in het leven te roepen, de Stich ting Proefprojecten Open School (SPOS). Op 12 oktober 1976 werd daarvan de akte gepasseerd, nadat de verantwoordelijke bewindslieden hiermee akkoord waren gegaan. In dit bestuur zijn inmiddels be noemd vertegenwoordigers van de Mi nisters van O&W en CRM, vier deskundi gen op het terrein van het onderwijs; twee deskundigen op het terrein van het schriftelijk onderwijs, vier deskundigen op het terrein van het sociaalcultureel werk; twee deskundigen op het terrein van de omroep; een deskundige op het terrein van de emancipatievraagstukken en twee personeelsleden van de Stich ting. Naast de voorzitter, kunnen nog maximaal drie andere leden door de Mi nisters benoemd worden. Na overleg met de C.C.O.O., met de Voorlopige landelijke raad voor cultureel werk en met de COS werd tot voorzitter benoemd de heer J. W. Rengelink. De inhoud van de proef In het voorgaande werd reeds de term "onderwijs- en vormingsplan" genoemd. Gesteld kan worden dat hiermee een summiere benaming van de inhoud van de proef gegeven is. In het eerste COS- advies(7) werd reeds gesteld dat vorming en onderwijs twee aspecten van het ont wikkelingsproces van de mens zijn. In de Open School zal getracht worden de beide aspecten geïntegreerd te benade ren. Deze intentie vindt men terug in de benaming "onderwijs- en vormings plan". Dit onderwijs- en vormingsplan is van in dicerende, aanwijzingen gevende, aard. Kort gezegd komt dit indicerende erop neer dat er een bepaald leeraanbod, een thema gegeven wordt, wat de deelne- mer(ster) op zijn of haar eigen wijze uit gaande van zijn of haar leerbehoeften kan uitwerken. Voorbeelden van een dergelijk thema zijn Scholing, Wonen, Arbeid. Zo'n thema wordt geïntroduceerd via het open net. Vervolgens gaat de groep en haar deelnemers na wat zij rond ditthema willen leren. (Dit leren dient niet alleen cognitief opgevat te worden. De moge lijkheid wordt ook geboden verschillende vaardigheden te ontwikkelen. Als een deelnemer weet wat en hoe hij wil leren, gaat hij op zoek naar materiaal dat hem hierbij behulpzaam kan zijn. Daartoe worden o.a. een groot aantal zgn. onder- wijsleereenheden (olé's) ontwikkeld. Dat zijn studieprogramma's waar een deel nemer ongeveer zes uur studietijd voor nodig heeft en die hij of zij zelfstandig door kan nemen. Zo'n olé begint en eindigt met een toets, zodat de deelnemer zelf kan controleren of hij of zij de stof beheerst. Van datgene wat een deelnemer onder zocht, uitgezocht en geleerd heeft wordt een werkstuk gemaakt. Dat kan een ver slag zijn, maar ook collage, of een bandje e.d. Dit werkstuk wordt in de groep ge presenteerd en besproken. Daarna eva lueert de groep haar eigen leerervaringen en het leerverloop. Elke deelnemer ont vangt daarna in principe een zgn. verkla ring, waarin de gevolgde leerweg en leer resultaat wordt beschreven. Een voorbeeld. Het thema Wonen wordt op de tv geïntroduceerd. De groep komt op een tevoren afgesproken tijd en plaats bijeen. Indien gewenst wordt de vi deoband van het programma nogmaals bekeken. Daarna gaat men met elkaar be zien wat er voor aanknopingspunten voor iedere deelnemer in zitten om het thema uit te werken. Een deelnemer wil bijvoor beeld weten of hij een huiszal kopenofzal blijven huren. Hij kan hierbij gebruik ma ken van o.a. de olé "Een eigen huis bin nen Uw bereik" en/of "Financiering van een eigen huis". Een ander woont in een saneringswijk en wil zich verdiepen in de problemen die hiermee samen hangen. Hij kan de olé "Renovatie" gebruiken. Stel dat hij in dit verband een brief wil schrijven aan de woningbouwvereniging. Hij bestudeert dan de olé "Hoe schrijf ik een goede brief". Nadat de deelnemers hier een aantal groepsbijeenkomsten aan besteed hebben en de tv heeft laten zien hoe andere groepen in het land met het thema bezig gaan, wordt het thema aan de hand van verschillende werkstukken in de groep gepresenteerd. Een deelnemer kan dat alleen doen, maar ook in een sub groepje. De deelnemer die bezig is ge weest met het huren of kopen van een huis heeft b.v. een collage gemaakt. Aan de hand van foto's, tekeningen en teksten laat hij zien wat er allemaal komt kijken bij de koop van een huis. Hij goochelt met rentepercentages en heeft zo berekend wat hij met zijn inko men bij een bepaalde rente maximaal aan een nieuw huis kan uitgeven. De andere deelnemers stellen vragen en deze wor den beantwoord. Vervolgens komen zo alle deelnemers en/of sub-groepjes aan de beurt. Het moge overigens duidelijk zijn dat dit een imaginair voorbeeld is. Zeker in de beginfase kunnen de nodige aanloopmoeilijkheden verwacht worden, omdat de deelnemer b.v. moeite heeft om iets in een groep te presenteren. In het voorgaande zijn terloops enkele delen van het leeraanbod genoemd. Het lijkt zinvol om datsystematischertedoen. Globaal is dit aanbod in een drietal on derdelen te onderscheiden: De thematische onderwerpen Bovenstaand is geprobeerd het verloop hiervan te schetsen. De thema's die tot op heden voorbereid of in voorbereiding zijn, zijn achtereenvolgens Scholing, Wo nen, Arbeid, Gezondheid en Communi catie. Per jaar worden er een viertal op de tv gepresenteerd. (Het komende jaar drie). De tv blijft het verloop van dit thema vol gen. Daartoe worden opnames gemaakt in verschillende groepen in het land. Na montage wordt dat uitgezonden in het programma 'Achter het thema'. Ook de radio speelt hierin een rol. Deelnemers kunnen hun vragen voorleggen aan des kundigen in het programma "Reageert U maar". Ter ondersteuning worden voorts ont wikkeld voorlopig een 400-tal themati sche onderwijsleereenheden (verwacht wordt dat door deelnemers en/of bege leiders een minstens zo groot aantal zal worden samengesteld); zgn. leesin- formatieboeken, dit is een soort naslag werk, waarin een deelnemer informatie rond het thema kan opzoeken; en een schriftelijke introductie van het thema. Dit laatste wordt opgenomen in dezgn. deel nemersleidraad; een boek voor en van de deelnemer waarin hij zijn activiteiten no teert, thema's bewaart, e.d. Leerdoelgerichte programma's Vanuit het thema kan men ook gaan wer ken aan vakken als Nederlands, vreemde talen, rekenen, aardrijkskunde, geschie denis e.d. Deze worden ontwikkeld door de Vereniging van Instellingen voor Schriftelijk Onderwijs (VISO).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 20