DE KLEINE SCHOOL
EN DE KLEINE KERN drs.w.ovaa
De kleine kleuter- en lagere school is niet alleen te vinden in provin
cies met relatief veel kleine kernen zoals Friesland, Groningen en
Zeeland. Ook in de provincies als Noord- en Zuid-Flolland is het
verschijnsel van de kleine school geen uitzondering.
Voor de toenemende belangstelling voor
de kleine school kunnen de volgende
achtergronden genoemd worden:
- de daling van het aantal geboorten kan
tot gevolg hebben dat kleuter- en la
gere scholen moeten worden opgehe
ven. Voor een aantal kernen betekent
dit dat deze belangrijke basisvoorzie
ning definitief verdwijnt.
- meer indirect speelt de komende wet
op het basisonderwijs een rol.
Ontwerp van wet op het basison
derwijs
Het ontwerp wet op het basisonderwijs
geeft als opheffingsnorm aan 75 leerlin
gen. Dit aantal duidt op een keuze van een
zelfstandige basisschool van tenminste 3
leerkrachten.
In een beperkt aantal gevallen kan een
school met minimaal 50 leerlingen als
zelfstandige sghool blijven voortbestaan.
Verder zijn er in het kader van de kleine
school nog 2 belangrijke artikelen:
- De minister kan beslissen dat een
school blijft bestaan, indien aan de
school behoefte bestaat. Criteria aan
de hand waarvan die behoefte moet
worden getoetst, worden overigens
niet genoemd.
- Telkens voor ten hoogste 3 jaar kunnen
gedeputeerde staten goedkeuren, dat
een deel van de leerlingen van een
school onderwijs ontvangt in een de
pendance, deze dependance moet
door tenminste 20 leerlingen worden
bezocht.
Het betreffende ontwerp van wet wordt
wellicht nog in 1977 in deTweede Kamer
behandeld.
Het begrip kleine school en kleine
kern
In de literatuur bestaat weinig eenstem
migheid over de begrippen kleine school
en kleine kern. De achtergrond hiervan
moet veelal gezocht worden vanuit welke
gezichtshoek men de betreffende onder
werpen benadert. Zo wordt vanuit on
derwijskundig oogpunt een lagere school
met minder dan zes klassen vaak als
"klein' betiteld, omdat deschool kleiner is
dan de meest voorkomende: dezes-klas-
sige lagere school.
In dit artikel valt - gezien het ontwerp van
wet-de nadruk op de lagere school met 1
of 2 leerkrachten en de kleuterschool met
één leerkracht. In 1976 was het aantal
kleine lagere scholen in Zeeland (lagere
scholen met 1 of 2 leerkrachten) 68
(23,4% van het totaal aantal lagere scho
len). Van deze 68 kleine scholen waren 31
scholen de enige ter plaatse.
Het aantal kleine kleuterscholen (1
leerkracht) was in hetzelfde jaar 56 (22,7%
van het totaal aantal kleuterscholen).
Over de grens waarbij een kern als klein
wordt aangeduid, bestaat ook geen
eenstemmigheid. Bovendien is het aan
duiden van een kern als klein niet een
neutrale benoeming met behulp van cij
fermatige maatstaven, maar veelal een
uitvloeisel van een beleidskeuze. 1)
De relatie kleine school en kleine kern
wordt ook gelegd in de discussienota
'Bewonings-patroon' 2) en in het Zeeuws
dorpenonderzoek. Eén van de planologi
sche uitgangspunten is: in die kernen
waar momenteel nog een lagere school
aanwezig is, ook in de toekomst een
school (gedacht wordt hierbij aan 40 a 45
leerlingen van 4 t/m 11 jaar) als basis
voorziening te kunnen behouden. Naast
uitbreiding via nieuwbouw zou in deze
kernen ook het bestand aan tweede wo
ningen moeten worden tegengegaan.
Dat de aanwezigheid van een school door
de bewoners van een dorp gezien wordt
als een belangrijke basisvoorziening,
komt ook naar voren in het Zeeuws dor
penonderzoek 2b). Van de ondervraag
den vindt 71% dat de basisschool een
voorziening is, die beslist in de eigen
woonplaats aanwezig moet zijn.
Voor- en nadelen van de kleine school
Voor de kleine school - met als achter
grond van ontstaan de verzuilingsten-
dentie in het onderwijs, de ontvolking van
met name plattelandskernen en de sterke
daling van het geboorteaantal - worden
in de literatuur 3) de volgende voor- en
nadelen genoemd;
Voordelen:
- grotere mogelijkheid tot individualise
ring van het onderwijs;
- problematiek van het zitten blijven
speelt een geringere rol dan bij-de
'grote' school;
- mogelijkheid van een intensief contact
tussen ouders en leerkracht(en);
- de kleine school vervult een gemeen-
schapsversterkende functie, zeker daar
waar het de enige school ter plaatse is.
- Hier moet wel aan toegevoegd worden
dat de school niet altijd betekenis heeft
voor de hele dorpsgemeenschap.
Het komt voor dat kinderen vanwege
levensbeschouwelijke of pedago-
gisch-didactische achtergronden el
ders een school bezoeken.
Nadelen:
- in bestuurlijk opzicht is er over het al
gemeen bij grotere scholen meer ken
nis en inzicht aanwezig;
- geïsoleerde positie van het personeel;
- kinderen kunnen jarenlang begeleid
worden door één leerkracht;
- problemen bij de uitvoering van les
programma's vanwege het geringe
aantal leerlingen.
Opgemerkt moet worden dat de in de lite
ratuur genoemde voor- en nadelen niet
na uitvoerig onderzoek zijn verkregen.
Een blik in de nabije toekomst
De scherpe daling van het aantal ge
boorten geeft niet alleen problemen voor
scholen op het platteland, ook in de gro
tere plaatsen in Zeeland zullen de nodige
problemen ontstaan, met name in de
oudere stadswijken. Onderstaande tabel
is illustratief voor de daling van het aantal
geboorten. In deze tabel 4) is weergege
ven de ontwikkeling van het huwelijksv
ruchtbaarheidscijfer (aantal geboorten
per 1.000 gehuwde vrouwen van 15-45
jaar)
1972 1973 1974 1975
Zeeland 119,2 111,8 102,1 95,9
Nederland 116,5 104,3 98,0 92,4
Volgens de prognose van de Commissie
Prognose Kleuter- en Basisonderwijs
daalt het aantal leerlingen van kleuter-
scholentussen 1976en 1983 in Nederland
met ruim 25% en het aantal leerlingen
van lagere scholen in dezelfde periode
met 11%. Voor Zeeland moet ook reke
ning worden gehouden met een daling
van een dergelijke omvang.
Tussen 1 januari 1977 en 1 januari 1981
daalt in Zeeland het aantal 4 tot en met
11 -jarigen met 9,7% 5) Tussen de
Zeeuwse gemeenten zijn er grote ver
schillen: slechts in 2 gemeenten (Veere
en Mariekerke) is er sprake van een - zij