Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Redactie: mr. J. A. Lantsheer Redactieadres, tevens adres van het secretariaat van het Genootschap: Abdij 9, Middelburg. GEMEENTELIJKE GRONDPOLITIEK EN DE BESCHERMING VAN DE BURGER Weergave van de lezing op 8 november 1977 voor de Juridische Werkgroep van het Ko ninklijk Zeeuwsch Genootschap der Weten schappen gehouden door prof. mr. W. M. Kleyn uit Leiden. De gemeenten zijn langzamerhand een mono poliepositie aan het verkrijgen, wat betreft de beschikking over bouwgronden. Allereerst is er de mogelijkheid van onteigening in het kader van de plannen op grond van ruimte lijke ordening. Hierbij wordt maar inciden teel rekening gehouden met eventuele eigen bouwplannen van de eigenaar zelfs al is deze projectontwikkelaar (men zie de uiteenlopen de beslissingen terzake van de Kroon). Daarnaast is er het Ontwerp Wet Voorkeurs recht Gemeenten, waarin de gemeenten een voorkeursrecht toegedacht krijgen op alle on roerende goederen, welke in afwijking van de plannen" werden geëxploiteerd; ook de Wet Stadsvernieuwing kent in haar ontwerp een dergelijk voorkeursrecht. Op deze wijze krijgt de gemeente een mono poliepositie ten aanzien van onroerende goe deren bestemd voor bouw, stadsvernieuwing en dergelijke. Mede op grond hiervan kunnen vele gemeenten zelf bepalen, welke bedingen en voorwaarden zij opleggen bij uitgifte van grond. Vele gemeenten willen bij uitgifte van bouw grond bereiken, dat: a. andere dan inflatoire waardevermeerde ring van de grond aan de gemeente toe komt en voor de gemeente behouden blijft; b. de gemeente volledig de hand houdt in de bebouwing van de grond, ook buiten de mogelijkheden van de Woningwet; c. de- gemeente volledig in de hand heeft welke categorie personen eigenaar c.q. bewoner van de te bouwen huizen is en zal worden. Om het sub a gestelde te bereiken hebben ge meenten onder anderen de volgende midde len (allen desgewenst te voorzien van een zo genaamd kettingbeding): 1. Een voor&oonrecht in die zin, dat bij voorgenomen vervreemding door de eige naar de gemeente als eerste wederpartij zal kunnen optreden op basis van de be palingen van de voorgenomen vervreem ding aan de door de eigenaar uitgekozen koper. De vraag rijst hierbij of nog regelingen moeten worden ingebouwd om ontduiking van dit voorkoopsrecht te voorkomen (zo als ontduiking door een veel te hoog opge schroefde koopprijs met een stroman of andere ,,schijnbepalingen"). 2. Een voorkeursrecht bij voorgenomen ver vreemding door de eigenaar. De vraag rijst of hier de regeling van Pachtwet 56a en volgende kan worden overgenomen en zo ja of daarin nog aan passingen nodig zijn. 3. Een ontbindende voorwaarde, verbonden aan de gronduitgifte indien de eigenaar de grond opstallen) vervreemdt zonder toestemming van de gemeente, welke toe stemming bijvoorbeeld de gemeente in ieder geval niet behoeft te geven als het object niet eerst aan de gemeente is aan geboden. 4. De bepaling dat de grond opstallen) slechts kan worden overgedragen als daar toe eerst toestemming van de gemeente is verkregen, welke toestemming de gemeen te in ieder geval niet behoeft te geven, als het object niet eerst aan de gemeente is aangeboden; op overtreding van deze ver plichting wordt vaak een zeer hoge boete gezet. In de situaties 2, 3 en 4 rijst de vraag welke koopbepalingen en bedingen tussen de eige naar en de gemeente bij de koop krachtens het voorkeursrecht geëffectueerd worden. Allereerst is er de vraag van de bepaling van de koopprijs; bij gebreke van overeenstem ming zal taxatie moeten plaatshebben. Het beste lijkt het hierbij aan te sluiten bij de verkeerswaarde, zodat dit recht van de ge meenten tot terugverkrijging de economische prijsvorming in stand laat. Het ontwerp Wet Voorkeursrecht Gemeenten en het ontwerp tot wijziging van artikel 40 Onteigeningswet spreken van een gebruikswaarde, waarbij de waardevermeerdering tengevolge van de stadsuitbreiding niet zou behoeven te worden vergoed Sommige gemeenten willen slechts de uitgifte prijs met een inflatiecorrectie teruggeven, vermeerderd met de objectieve waarde van de door de huidige eigenaar gebouwde opstallen (dus los van de persoon van de gebruiker, zoals de persoonlijke goodwill). De achtergrond achter deze rechten van even tuele terugverkrijging door de gemeente tegen betaling van de gebruikswaarde en dergelijke is gelegen in de opvatting, dat waardever meerdering van onroerend goed, voorzover niet tengevolge van de inflatie ontstaan, aan de gemeenschap behoort toe te komen en niet aan de toevallige" eigenaar. Vandaar dat ook naar andere vormen van uit gifte van bouwgrond is gezocht, die soepeler in voornoemde opvatting passen. Naast over dracht in eigendom bestaat als alternatieve mogelijkheid dat een gemeente de grond in erfpacht uitgeeft voor een termijn van bij voorbeeld 30 of 50 jaar aan bouwers c.q. toe komstige bewoners. Het nadeel hiervan is, dat de verkrijger niet een economisch equivalent van de waarde van de grond aan de gemeente betaalt bij de overdracht, maar gedeelten al naar gelang de betaling van de jaarlijkse ca non; dit tast de liquiditeitspositie van de ge meente aan. De voordelen voor een gemeente verbonden aan verlening van erfpacht boven de uitgifte in eigendom van de grond zijn (in het kort) o.a. de navolgende: a. de gemeente kan bij het einde van de erf pachtstermijn de grond (in principe) weer terugkrijgen; b. via de aanpassing van de canon kunnen waardeverhogingen van de grondprijzen ook na de uitgifte doorberekend worden; c. via de (zakelijk werkende) erfpachtsvoor- waarden kan de gemeente (zelfs zonder een kettingbeding) allerlei voorschriften en verplichtingen opleggen aan de huidige en toekomstige erfpachters. Bij de uitgifte van bouwgrond door de ge meenten rijst voorts de vraag of de gemeenten via deze privaatrechtelijke weg allerlei typisch publiekrechtelijke doeleinden kunnen trach ten te bereiken. Men denke aan bouwvoor schriften en daaraan verbonden goedkeu- ringseisen buiten de Woningwet (artikel 48) om, aan allerlei voorschriften omtrent de wijze van gebruik (al of niet bedrijfsruimte), zelfs omtrent de keuze van een notaris bij vol gende overdrachten. Ter voorkoming van een overmaat van forensen of houders van tweede woningen in kleinere plaatsen ziet men ook (privaatrechtelijke) bepalingen omtrent eco nomische gebondenheid van opvolgende eige naren en erfpachters. Aangezien de Hoge Raad in een constante jurisprudentie uitmaakt dat de overheid vrij is publiekrechtelijke doeleinden via het privaat recht na te streven rijst de vraag hoe de burger te beschermen tegen lacunes in de rechtsbe deling, die hierdoor ontstaan: 1. Bij publiekrechtelijke regelingen zijn er vaak waarborgen geschapen tegen wille keur die niet gelden bij het privaatrecht: a. goedkeuring Gedeputeerde Staten en Kroon;

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 33