onderwijs en provincie
4
,,Als je het onderwijspatroon verder be
kijkt: voor het lager beroepsonderwijs
speelt het provinciale platform nauwelijks
een rol. Er is een redelijk voorzieningen-
peil, fricties, waar we bij nodig zijn, ko
men sporadisch voor. De onderwijscom
missie heeft wel weer een duidelijk coördi
nerende functie gehad tussen de verschil
lende instituten voor het onderwijs aan
werkende jongeren. Ook hier: een voor
keur voor een samenhangende aanpak, de
streekschool voor beroepsbegeleidend
onderwijs en de vormingsinstituten moe
ten een gecoördineerd pakket aanbieden.
Dat begint van de grond te komen. Er is
via de provincie voorlichting gegeven over
de verlenging van de leerplicht aan ge
meenten en organisaties. Die overkoepe
lende activiteiten hebben er mede toe ge
leid, dat we in Zeeland nu met twee extra
consulenten voor onderwijs en vorming
aan werkende jongeren de zaken kunnen
volgen."
In het middelbaar beroepsonderwijs speelt
aldus Boersma vrij sterk de proble
matiek van de spreiding over de provincie.
Het middelbaar huishoud- en nijverheids
onderwijs en het sociaal-pedagogisch on
derwijs zitten in een periode, waarin naar
andere, bredere patronen wordt gezocht.
,,Voor de provincie gaat het er vooral om
te bemiddelen. De vooruitzichten lijken
me niet ongunstig, als voorkomen kan
worden dat men te individueel gaat ope
reren. Men moet in Den Haag niet het
„verdeel en heerssysteem" kunnen toe
passen. Ik heb de indruk, dat bij samen
werking van Zeeland uit het mogelijk is om
die soorten van onderwijs voldoende aan
hun trekken te laten komen. Zo is er ook
een school voor middelbaar economisch
en administratief onderwijs in Zeeuwsch-
Vlaanderen in het plan van scholen geko
men."
Met het middelbaar technisch onderwijs
heeft het provinciale platform weinig be
moeienis meer. Er zijn twee scholen, een
mts in Zeeuwsch-Vlaanderen en één in
Midden-Zeeland, ,,en dat is in dit gebied
eigenlijk voldoende" (Boersma). Het alge
meen middelbaar onderwijs heeft evenmin
provinciale duwtjes in de rug nodig. ,,Het
is voldoende over de provincie gespreid, je
springt er alleen in als er een signifikant
probleem opdoet." Een evident voorbeeld
van de bemoeienis van de provincie met
het onderwijs geldt het streven om in de
sfeer van het hoger beroepsonderwijs een
school voor hoger economisch en admini
stratief onderwijs in Zeeland te krijgen. Er
is intussen een samenwerkingsverband
tot stand gekomen, de aanvrage voor één
Zeeuws heao-instituut is uit, inwilliging
lijkt een kwestie van tijd. ,,De bemoeienis
van de provincie met deze zaak is be
kend", zegt Boersma diplomatiek. Tot de
zaken, die men bij de gemeenten vanuit
de provincie heeft bepleit horen de deel
name aan het regionaal pedagogisch cen
trum Zeeland en de zorg voor achterblij
vende voorzieningen als een logopedische
dienst. En waar men in Den Haag met
enige regelmaat en voortdurende klem
voor heeft gepleit is het behoud van de
lerarenopleiding in Zeeland.
Boersma, het Zeeuwse veld overziend:
,,Je ziet in andere randprovincies dezelfde
soort bemoeienis met het onderwijs. Het
noorden heeft daarbij het voordeel, dat de
universiteit er een leidinggevende rol in
kan spelen. In Zeeland is voor die im
pulsen het werk op de stichting Zeeland,
het ETI en de griffie hard nodig."
De reacties uit het veld?
Boersma: ,,Men waardeert over het alge
meen de inzet bij de provincie om zaken
voor elkaar te krijgen. Ze weten in het
veld, dat we geen juridische of formele
macht hebben. Dat maakt het vertrouwen
wat makkelijker. En men begrijpt, dat er
een goed samenspel in zo'n informeel
platform wel plezierig is om de coördinatie
tot stand te brengen. Er zit geen pressie
achter, en dat betekent ook, dat je geen
buitengewone zaken mag verwachten.
Het moet door de betrokkenen zelf ge
zegd en besloten worden. Je kunt mekaar
vinden op veilig, neutraal terrein."
De toekomst
,,De onderwijskaart van Zeeland", zegt
Boersma, ,,is grotendeels ingevuld. Nu is
het zaak, dat je je aandacht er voortdu
rend bijhoudt, dat je niks ontgaat. Dat
kan, als het veld erbij betrokken blijft. De
problemen van de kleine school, de wer
kende jongeren, het middelbaar beroeps
onderwijs hebben mede door het pro
vinciaal overleg aanzetten gekregen,
die tot een oplossing kunnen leiden. Maar
ze blijven nog lange tijd de aandacht vra
gen. Voor de toekomst heb je een plat
form nodig, dat die aandacht ook kan
geven. De provinciale onderwijscommis
sie is haar taak eigenlijk ontgroeid, ze is
ontstaan in de tijd, dat we met de op gang
komende industrialisatie wilden bekijken
welke lacunes er in het voortgezet onder
wijs zaten. De commissie was eigenlijk
vooral gericht op het voortgezet onder
wijs. Nu bestrijkt het werk het hele onder
wijsterrein, er is wel werk bijgekomen,
niet afgegaan, maar de bezetting is niet
meegegroeid, niet breder geworden. Het
gaat er nu om een vaste lijn aan te geven,
die past in de praktijk van het werk en ook
de verantwoordelijkheden wat scherper te
kunnen vaststellen. Het gaat er ook om nu
de werkelijke bevoegdheden hun plaats te
geven in het geheel. Vandaar, dat we aan
zetten hebben gegeven om te komen tot
een provinciale raad voor het onderwijs,
die met afdelingen en werkgroepen kan
werken en ook besturen, docenten en
ouders in het geheel kan binnenhalen."