VOORTGEZET ONDERWIJS
een noodzaak voor Zeeland
P. J. Filius
5
Jaarlijks voor 1 oktober stelt de Minister van Onderwijs en Weten
schappen een plan vast van scholen die voor bekostiging uit 's Rijks
kas in aanmerking zullen worden gebracht. Dit plan heeft tot doel, zo
luidt artikel 65, lid 1 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs, om tot
een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen te komen. Een
door het ministerie van o. en w. en de onderwijsorganisaties aan
vaarde interpretatie van deze wat vage aanduiding is: een zodanige
spreiding van de onderwijsvoorzieningen dat in beginsel elk kind
binnen redelijke afstand dat onderwijs kan ontvangen dat door hem
of haar naar type en naar levensbeschouwelijke richting wordt ver
langd.
Een dergelijke optimale spreiding zal
misschien voor enkele dichtbevolkte ge
bieden van ons land gelden, bijvoorbeeld
de Randstad, voor relatief dun bevolkte
gebieden zoals Zeeland zeker niet.
Het relatief lage inwonertal, de geringe
bevolkingsdichtheid en de geografische
situering-Zeeland is een grensgebied en
midden door de provincie loopt de bar
rière van de Westerschelde-van Zeeland
vormen een smalle basis voor een ruim
gedifferentieerd voorzieningenpakket. De
stichtings- en instandhoudingsnormen
van scholen, die door de Rijksoverheid
worden vastgesteld, zijn voor Zeeland te
hoog.
Een beperkte differentiatie van onder
wijsvoorzieningen geldt overigens niet
voor alle regio's in de provincie in de
zelfde mate en evenmin voor alle vormen
van voortgezet onderwijs. Zo kan het al
gemeen voortgezet onderwijs (mavo,
havo, vwo) aan bovengenoemde om
schrijving van een optimale spreiding re
delijk beantwoorden. Dit kan niet worden
gezegd van het beroepsonderwijs, het
geen overigens ook weer minder voor de
regio's in Midden-Zeeland geldt dan voor
de perifeer gelegen gebieden
Zeeuwsch-Vlaanderen en Schouwen-
Duiveland. Een en ander wordt in neven
staande kaarten van de geografische
spreiding van onderwijsvoorzieningen in
Zeeland geïllustreerd.
Wat zijn de gevolgen van de beperkte di
versiteit van het voortgezet onderwijs?
Allereerst vindt dit zijn weerslag op de
omvang en de samenstelling van de
deelname. In gevallen waar het gewenste
onderwijstype niet binnen redelijke af
stand aanwezig is, kan dittot de volgende
besluiten leiden:
a. het gewenste onderwijstype elders te
volgen;
b. een ander onderwijstype (binnen re
delijke afstand) te bezoeken;
c. van verdere deelname aan het voort
gezet onderwijs geheel af te zien (dit
geldt uiteraard alleen voor de niet-
leerplichtigen).
Hoe nu deze besluitvorming in Zeeland
verloopt, gegeven deze drie mogelijk
heden, staat in het eerste deel van dit ar
tikel centraal, daarna wordt de aandacht
gericht op de ontplooiingskansen van
jongeren in een gebied met een beperkte
onderwijsdifferentiatie. Vervolgens ko
men de wensen voor verbreding van het
onderwijs aan de orde en de mogelijk
heden en voorwaarden voor realisering
van die wensen.
Het begrip 'binnen redelijke afstand heeft
een relatieve inhoud, die vooral samen
hangt met de leeftijd en het onderwijs
niveau. In dit artikel zal de volgende in
houd aan dit begrip worden gegeven. Een
redelijke afstand tot het gewenste on
derwijstype is:
voor het algemeen voortgezet onder
wijs en het lager beroepsonderwijs in
dien dit type binnen de eigen regio is
gelegen;
- voor het middelbaar beroepsonderwijs
indien dit type binnen de eigen of -
over het land te bereiken - aangren
zende regio is gevestigd, waarbij de
ALGEMEEN VOORTGEZET ONOERUI35