A»
I
het middelburgse stadhuis
58
thonis I, die in 1508 betaald wordt voor
het „maken van den patroen" ont
werptekening) van de toren. Anthonis I
ontwierp dus de toren; hij werkt er tot
1512 aan, geholpen door onder anderen
Anthonis II, Rombout II en Hendrik van
Pee. De laatste, steenhouwer/bouw
meester uit Brussel, geldt als ontwerper
van het stadhuis van Oudenaarde. De to
ren wordt in 1512 voltooid, in 1520 door
Rombout II en Laurijs II opgemeten (ten
behoeve van de klokken?) en pas in 1521
met hout en leien gedekt. Volgens Kalf is
men oorspronkelijk van plan geweest de
toren nog hoger te maken; dit zou dan
verklaren, waarom het dak erop pas later
werd aangebracht, toen men had besloten
de toren maar zo te laten als hij was.
De topgevel aan de Noordstraat wordt in
1512 door Anthonis I ontworpen en de
topgevel aan de Marktzijde een jaar later
door Rombout II. Deze laatste voert beide
gevels uit evenals de omlijsting van de
deur van de vleeshal, hierin bijgestaan
door onder anderen zijn zoon Jan IV. In
dezelfde jaren werkt men ook aan de
voltooiing van vlees- en lakenhal, respec
tievelijk de begane grond en de verdieping
van de westvleugel. Joos Koene neemt de
bouw der muren aan en Pieter Huysen
levert de kapconstructie. Rombout II is de
laatste Keldermans die voor werk aan het
Middelburgse stadhuis betaald wordt en
wel in 1521
In datzelfde jaar is de lakenhal boven het
vleeshuis in gebruik en afzonderlijk van
buitenaf bereikbaar. In de Marktgevel di
rect naast het vleeshuis is namelijk een in
gang gemaakt met een stoep, die in 1522
van vier stenen leeuwen wordt voorzien.
Deze leeuwen zijn gemaakt door Michiel
IJwijnszoon, ook IJswijn genoemd,
steenhouwer te Mechelen. Het was ook
deze IJswijn, die de 25 beelden van alle
graven en gravinnen van Zeeland, van
Dirk V tot Karei V, vervaardigde. Deze
„steenen persoenagien staende voir de
stadhuis" werden in Mechelen vervaar
digd en in de jaren 1514 tot 1518 naar
Middelburg gestuurd, elk jaar vijf. De
beelden werden in Middelburg beschil
derd en daarna aan Marktgevel en Choer-
toren bevestigd. De rekeningpost die de
tweede bouwfase afsluit is de aankoop in
1523 van een stuk grond ten westen van
het stadhuis, bestemd voor het steegje,
„De Helm" genoemd naar een huis in de
nabijheid.
Van 1560 tot 1562 krijgt de stadhuistoren
zijn huidige gedaante; er wordt dan ge
werkt aan een nieuwe torenbekroning,
omdat de oude, waarvan we niet weten
hoe die er heeft uitgezien, in vlammen op
ging.
Op 1 september 1613 wordt besloten de
ingangen aan Noordstraat en Markt (nü is
er in dit verhaal overigens voor het eerst
sprake van een echt plein, de Markt!) te
verwijderen en te vervangen door een
ingang op de plaats waar die nu nog te
vinden is. Daniël Carlier neemt het karwei
aan en Coenraad van Norenborch, die
juist twee jaar tevoren het tegenwoordig
in Londen aanwezige marmeren oxaal van
de Sint Jan van Den Bosch had vervaar
digd, levert samen met Esaias Schaep een
stoep van blauwe arduin. Deze stoep, ook
weer voorzien van vier leeuwen, wordt in
1756 door het huidige bordes van de hand
van Jan van Valkenburg vervangen.
In het verhaal van de lotgevallen van het
stadhuis moeten zeker ook de restaura
ties, waaraan het gebouw zo veelvuldig
heeft „blootgestaan", genoemd worden.
Het moet echter bij een vermelding blij
ven; dieper ingaan op de restauratiege
schiedenis is een artikel apart waard.
A
Kopergravure van Pieter Bast; het stadhuis in 1 595 met de verandering van de ingang van 1613 in inkt
aangegeven. Geheel links op de hoek het zogenaamde arendhuisje. Het kwam eertijds vaker voor dat een
stad een of meer levende arenden bij of in het stadhuis onderhield. We komen in de Middelburgse stads
rekeningen voor het eerst een post die hiermee verband houdt tegen in 1592, wanneer iemand betaald
wordt voor het onderhouden „vanden aerent staende bij het vleijs huijs". Het gebouwtje werd in 1858
gesloopt. Zeeuws Museum Middelburg. (Foto: ZM)