een zeeuw buiten zeeland: ir. arie p. minderhoud 83 ceerde bijenteelt in Wageningen. Vader Jan verdiende als bedrijfsboer 7 600,— per jaar, doch stak dan wel ruim de emolumenten. Zelfvoorziening van huis, varken, melk, aardappels, peul vruchten, groente, fruit, kippen, eieren. In Wilhelminadorp gingen de jongens naar :hool, een half uurtje lopen op de klomp jes over een slechte grindweg, 6 jaar was de normale schooltijd; arbeidersjongens mochten er na 5 jaar af, wie goed was kon er nog in een 7e klas en frans krijgen. De ijd van Stamperius was al voorbij, maar de dorpsveldwachter was authentiek. Ca techisatie bij Ds. Boissevain, maar de fa milie was niet kerks, met Kerst en Oudjaar wam men wel in de kerk; vader was uit gesproken liberaal, aanhanger van De Muralt; verder was er in de polder niet veel te beleven, het liep er beslist niet over van geestelijk voedsel. De kleine jongen ging met vader mee langs 't land, hij leerde fietsen op een ouwe" zonder zadel je zat dan op een om de stang gewonden zak. Kinderfietsjes waren er immers in die jaren nog niet. Ze mochten zwemmen aan 't steiger, maar moeder stond er dan wel te kijken. En erder voer Arie, vóór hij ging studeren, ontelbare malen met Nardus, de knecht van veerman Jaap van Wieringen, roei ende of zeilende, over 't veer. In 1915 volgde hij zijn broers naar de RHBS in Goes op een nieuwe fiets, merk Pad vinder. Daar moest hij eerst zijn draai /inden, had evenwel nimmer een onvol doende, heeft goede herinneringen aan de 'Groningse leraar Pol, die algemene en /aderlandse geschiedenis gaf en neder- iands. In die jaren was de oorlog nabij. Bij de mobilisatie moesten 2 broers in dienst. Het kanongebulder was vaak te horen, zelfs Zeppelin-bombardementen op Ant werpen. Op een zondagmiddag per trein van Goes in Vlissingen arriverende: de on uitwisbare herinnering aan een perron vol soldaten 1920 bracht het eindexamen en de keuze: Delft of Wageningen. Delft (de Zand- kreek) of Wageningen (waar broers Geert en Anton waren geweest). Wageningen haalde het. Hij kende er wat van, wist de opbrengsten van koolzaad en hoeveel po ters er in die tijd nodig waren. Dus stapte net jongmens op een goeie dag in Goes in de trein, samen met Karei Zweede, die tuinbouw ging doen. Natuurlijk werd het voor Arie akkerbouw. De grootste helft van zo'n tachtig aankomenden werd corpslid. Daar kende men in die jaren nog slechts een tijd van verplichte kennisma king, zodat hij niet werd kaalgeschoren. In die jaren kon je in Wageningen ook nog in 5 jaar klaar komen, dat gebeurde ook. Gevraagd naar de docenten blijken C. Broekema (de tarwekweker) en M. F. Vis ser (landbouwwerktuigen en polderbema ling) het best bevallen en bekleven te zijn. Direct contact met de hooggeleerden kwam niet voor, men kwam er nooit aan huis, alleen de Koloniale Bosbouwrichting maakte daarop een uitzondering (Prof. Ham). Een Wageninger heeft tussen can- didaats- en ingenieurs-examen een ver plichte praktijktijd van een half jaar, die in dit geval doorgebracht werd, gedeeltelijk bij de Heide Mij., n.l. de landaanwinning te Westernieland (dus op het Wad in Noord-Groningen) en bij een Rittersgut- besitzer tussen Hannover en Hildesheim, die er zowel een aparte Ackerbau als Viehzuchtinspektor op nahield. Als je je candidaats had, verloofde je je. Het was met Coba Vermet van de dokter uit Oud- Vossemeer, leren kennen via een broer klasgenoot. Wist je toen in 1925 wat je wilde? Daar zat de nodige pressie achter. De schuld over vijf jaren studie liep op tot 7 9.000,— (7 1.800,— studiekosten per jaar, inclusief kleren, schoenen, reisgeld Minderhoud, geschilderd door Paul Citroen, 1962.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 3