OPKOMST, BLOEI EN VERVAL DER GARANCINE-FABRIEKEN 1847-1875 irj. Mac Leen O ver de oprichting der garancine-fabrieken (la garance meekrap) in de 19e eeuw zijn weinig gegevens gepubliceerd. Algemeen is wel bekend dat de uitvinding der alizarine-kleurstoffen de nekslag gaf aan deze Nederlandse tak van de scheikundige nijverheid. Ook Wiskerke deelt over de oprichting van garancine-fabrieken vrijwel geen bijzonderheden mee. Wel schrijft hij, dat de dertien meekrap- of garancine-fabrieken, die in 1870 bestonden, gevestigd waren teZierikzee, Middelburg, Goes (twee), Kattendijke, Oisterwijk, Steen bergen, Capelle aan de IJssel, Amsterdam, Rotterdam (twee), Vlaardingen en Tiel. Alle zouden vóór 1875 zijn opgeheven. De in 1850 te Amsterdam door de firma Mendel en Bour opgerichte garancine-fabriek zou in 1874 stil gelegd zijn en de fabriek te Tiel werd in het voorjaar van 1874 ten verkoop aangeboden (1). M. H. Salomonson, direkteur garancine-fabriek te Middelburg, later te Capelle aan de IJssel. Er is een nauwe samenhang tussen ons onderwerp en de oprichting van zwavel- zuurfabrieken. Immers de rode kleurstof werd met behulp van zwavelzuur uit de meekrapwortel getrokken. Dat omstreeks 1853 te Rotterdam een zwavelzuurfabriek de firma Wolvekamp De Bruijn werd opgericht heeft te maken met de snelle toename der garancinefabrieken, die vooral sedert 1850 plaats vond. Verder was zwavelzuur nodig voor de bereiding van ammoniumsulfaat uit het ammoniak- water der gasfabrieken. De firma Van der Eist Matthes te Nieuwer-Amstel bereid de deze meststof sedert 1853. Zwavelzuur werd eveneens gebruikt in de fabrieken van stearinekaarsen en in de in 1864 ge stichte sodafabrieken (2). De achteruitgang der meekrapcultuur bracht de Nederlandse regering er in 1845 toe alle bepalingen, die op het verbouwen en de bereiding van meekrap betrekking hadden, in te trekken (3). Vooral Frankrijk had door mechanisatie enz. een voor sprong op Nederland gekregen. De in 1845 genomen maatregel was de eerste poging om de opgelopen achterstand in te halen. Verder trachtte de regering de meekrap cultuur te verbeteren door in 1846 mee krapzaad uit Avignon, Livorno en Smirna in te voeren. De Beverwijkse textielfabri kant Jan Jacob de Bruyn Prince (1798- 1868), direkteur van de firma F. J. Prince en Comp., deed hiermee proeven te Wijk- aan-Zee-en-Duin. Het succes was gering. In 1848 wordt verklaard, dat er nog geen resultaten waren geboekt en dat de Zeeuwse meekrapplanten vermoedelijk het beste waren (4). De meekrap werd eerst met zwak aange- zuurd water uitgewassen, waarbij ,,gom" en suikerdelen oplosten en dus verwijderd werden. Hierna werd de meekrap met zwavelzuur behandeld en door stoom op een bepaalde temperatuur gebracht. Ver volgens werd het zuur door wassen ver wijderd en tot slot nog met wat alkali vol komen geneutraliseerd. Daarna werd de aldus verkregen garancine geperst, in een stoof gedroogd en tenslotte tot poeder vermalen. Later (circa 1857) werden de in het aange- zuurde water aanwezige suikerdelen voor de alkoholbereiding gebruikt (5). Dit laat ste was het geval te Amsterdam en te Oisterwijk. In 1854 bestonden er reeds elf garancine- en meekrapfabrieken (6). Tot 1862 ging het de fabrieken goed. In verband met de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 15