opkomst, bloei en verval der garancine-fabrieken 1847-1875 128 Amerikaanse burgeroorlog waren de re sultaten in 1863 minder bevredigend. De geringe aanvoer van katoen naar Europa bracht met zich mee dat de textielfabrie ken geen of weinig garancine meer koch ten. De fabrieken te Goes, Zevenbergen en Zierikzee lagen in 1863 daarom stil. Doordat onder andere de prijzen van de meekrap laag waren en dus de concurren tiepositie ten opzichte van het buitenland verbeterde, werd eind 1863 weer in enige fabrieken, die ,,in andere plaatsen" ge vestigd waren, gewerkt. In 1864 lagen de fabrieken te Kattendijke, Middelburg, Steenbergen en Zierikzee bijna het gehele jaar stil. De fabriek te Goes werd toen uitsluitend voor het dro gen van meekrap gebruikt. De fabriek te Tiel (34 werknemers) had echter het hele jaar werk. Het einde van de Amerikaanse burgeroorlog betekende dat het zin had de fabrieken belangrijk uit te breiden. Dit was in 1865 het geval te Capelle aan de IJssel, Middelburg en Rotterdam. De koninklijke fabriek te Kattendijke vervaardigde in 1865 zelfs 1,1 miljoen kg garancine; zij huurde van 1 mei tot 1 december 1865 één der fabrieken te Goes. Te Tiel werd het hele jaar 1865 met veertig werknemers ge werkt. In 1866 werd de fabriek te Katten dijke niets gedaan (7). Omstreeks 1867, toen de koolteerverfstof- fen nog niet zo bekend en algemeen ge bruikelijk waren, bloeide de meekrap- en garancine-industrie nog steeds in Neder land. Het verbouwen van meekrap was een rijke bron van inkomsten voor zowel de Zeeuwse landbouwers als voor de ga- rancinefabrikanten en handelaars. Alle Europese en Amerikaanse roodververijen en katoendrukkerijen betrokken de uit meekrap bereide garancine voornamelijk uit Nederland en uit het Zuiden van Frank rijk (Avignon). De garancine diende voor het verven en het bedrukken van linnen, katoenen, zijden en wollen stoffen. Omstreeks 1865 begon de uit steenkool bereide alizarine door haar voordeliger eigenschappen de garancine te verdrin gen. Tenslotte (na 1870) werden de Zeeuwse meestoven in graan- en hooi schuren veranderd en de garancinefabrie- ken te Goes, Tiel, Amsterdam, Rotter dam, Kralingen, Zierikzee en Oisterwijk werden verbouwd of afgebroken. In 1897 waren in de Tielse garancinefabriek een gymnasium en een botermarkt onderge bracht. Slechts de garancinefabriek van Salomonson en Co. te-Capelle aan de IJssel bleef als fabriek van kunstmeststof fen bestaan. Op een onwaardige wijze, zo schreef een auteur, blies deze echt Neder landse nijverheidstak de aftocht. Meekrap- en garancinefabriek te Goes. Tot omstreeks 1867 behielpen de textiel- ververs zich uitsluitend met plantaardige, dierlijke en minerale verfstoffen. Het suc ces van de teerverfstoffenindustrie was voornamelijk een gevolg van de nauwe samenwerking van wetenschap en tech niek. Vooral in Duitsland maakte de teer verfstoffenindustrie een ongekende bloei door. In 1865 werd de ,,Badische Anilin- und Sodafabrik" opgericht. De aantallen werknemers bedroegen 30 in 1865, 1534 in 1880 en 4800 op 1 mei 1896. In 1896 had deze onderneming 100 academisch ge vormde scheikundigen en 30 ingenieurs in dienst. Vóór 1865 betrok Duitsland alle plantaardige en dierlijke verfstoffen (co chenille enz.) uit het buitenland (8). Omstreeks 1874 waren veertien meest grote fabrieken van kunstmatige alizarine in bedrijf of in aanbouw: in Duitsland en Zwitserland twaalf; in Engeland één en in Frankrijk één. De gezamenlijke produktie bedroeg 20.000 kg per dag. Voordelen van alizarine boven garancine waren de een voud van het gebruik, de lagere kosten voor steenkolen en arbeidslonen, de kor tere voor het verven benodigde tijd, de grotere kleurvastheid en de meerdere glans. Reeds in 1873 bestelde Rusland geen Nederlandse garancine meer (9). In het navolgende wordt eerst aandacht geschonken aan de aktiviteiten die de op richting van de garancinefabrieken stimu leerden. Daarna worden de fabrieken in de chronologische volgorde van hun ont staan behandeld. Nieuwe initiatieven Korte tijd na de afkondiging van het Ko ninklijk Besluit van januari 1845 vond een belangrijke gebeurtenis plaats. Tijdens de, nog in 1845 te Goes gehouden, algemene vergadering van de Maatschappij tot be vordering van Landbouw en Veeteelt in Zeeland werd een commissie benoemd, die tot taak had na te gaan welke midde len moesten worden aangewend om de meekrapcultuur, die door buitenlandse concurrentie zeer achteruitgegaan was en zelfs met een algehele vernietiging werd bedreigd, weer tot leven te brengen. Het rapport van de commissie werd op 8 juni 1846, toen de Maatschappij te Zie rikzee vergaderde, besproken. Blijkens het programma van deze vergadering waren reeds contacten gelegd met een beroem de fabriek in het buitenland en waren de leiders van deze onderneming van plan de fabriek naar Nederland te verplaat-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 16