HOOFDPLAAT. OP DE KENTERING VAN HET GETIJ Rinus Willemsen Op 14 augustus 1778 viel de Hoofdplaatpolder droog door de afsluiting van het Sasputse Gat. Gedurende tientallen jaren twistten de Raad van State en de Staten van Zeeland over de eigendomsrechten, tot ze in 1775 een vergelijk vonden. Voor gezamenlijke rekening kwam de inpoldering tot stand. De al te hoog gespannen verwachtingen over de op brengsten van de landbouwgronden werden snel overschaduwd door de aanhoudende zorg voor de zeedijk, vooral in de Franse Tijd, toen bijna 1/3 deel van de polder in zee ver dween. De bemoeienis van Rijkswaterstaat met de Hoofdplaatpolder bracht een omme keer tot stand in de strijd tegen het water. In juni 1978 vierde Hoofdplaat het 200- jarig bestaan. Op 9 juni opende burge meester A. Schipper van Oostburg, Hoofdplaat is één van de tien kernen van die gemeente, de festiviteiten met het hijsen van de gemeentevlag onder de to nen van het Wilhelmus. De voorzitter van het feestcomité, Jilly P. van den Ameele, gaf een overzicht van de activiteiten die de Hoofdplaatnaren in de afgelopen maan den aan de dag hadden gelegd. Het hele dorp was versierd, terwijl aan de toe gangswegen van het dorp erepoorten stonden opgesteld. Verder had elke wijk als „extraatje" een bouwwerk geleverd op schaal, zoals de molen ,,De Hoop, anno 1778" (de originele molen ging tijdens de bevrijdingsdagen van 1944 verloren), de boot van de vroegere beurtschipper De Koster en een krab, het symbool van Hoofdplaat. De historische tentoonstel ling, in het vroegere gemeentehuis, die voornamelijk uit schilderijen, foto's en oude ansichten bestond, trok meer dan tweeduizend bezoekers. Op 12 november 1777 vindt in het IJzen- dijkse café aan de Markt, ,,Het wapen van Zeeland", de aanbesteding van de dijken plaats. Van heinde en verre waren de aan nemers gekomen op de advertenties in de Hollandse, Vlaamse en Antwerpse kran ten, ja zelfs ook in de Middelburger had het gestaan. In totaal was er een dijk no dig van tien kilometer lengte, verdeeld over evenzoveel percelen. In de percelen één en zes was een uitwateringssluis ge pland. Beide bouwwerken komen in han den van Johannes Leijs, aannemer uit Waterland-Oudeman, in de buurt. Dwars door de polder kwam een scheidingsdijk, de latere Hoge Weg, die aangelegd werd door Reinier Maas. De inpoldering verliep voorspoedig, al leverde Leijs de beide sluizen te laat op. De taaie ondergrond en de hinder van het kwelwater in de bouwputten waren daar debet aan. Om eventuele ongeregeldheden onder het werkvolk, 2500 man, direct in de kiem te kunnen smoren, legerde men in Biervliet één compagnie en in IJzendijke kwamen zes compagnieën te liggen, omdat daar van oudsher militaire onderkomens waren. Over de inkwartiering in Biervliet waren de soldaten minder goed te spre ken; er is sprake van benauwde vertrekjes en onaangename zolders. De uitbetaling aan de aannemers gebeurde in Biervliet, door rentmeester Mr. Willem Cannissius, vandaar die inkwartiering. Éénmaal moesten de soldaten de orde en rust in de schorren herstellen toen op 26 mei 1778 de arbeiders van het vierde perceel weigerden het werk te hervatten. De volgende nacht gingen de oproer kraaiers naar de keten van de werkwillige arbeiders op de andere percelen en dreig den hun onderkomens in brand te zullen steken als ze verder zouden werken. De volgende morgen werden de koppige sta kers over de schorren naar de nabijgele gen polders gebracht door de militairen met de verzekering dat ze lijfstraffen zou den krijgen als ze zich nog eenmaal in de aanstaande polder zouden laten zien. In 1780 werden de kavels ten oosten van de Hoge Weg, het partage Zeeland, ver kocht. Ze kwamen grotendeels in handen van het Middelburgse patriciaat terecht. Het andere deel van de polder, het par tage Generaliteit, werd in 1781 geveild. De eigenaren kwamen voornamelijk uit het Land van Hulst en het Land van Waes. De Staten van Zeeland schonken aan vijf leden van dit college, die zich uitermate hadden beijverd voor de totstandkoming van de polder, elk een verguld zilveren beker, gemaakt door Hendrik Boshart. Geen herinneringsbokaa^ofitving Mr. Wil lem Schorer J.G.Zn,, die in 1771 bij de Middelburgse uitgever Pieter Gillissen een vertoog onder de titel ,,Het nut der Bedy- king" deed verschijnen, waarin hij zijn ge dachten aan het papier toevertrouwde over de inpolderingen van de schorren ten noorden van Biervliet en IJzendijke. Hij schreef dit werkje in het algemeen belang van Zeeland. Het gewest zou door de in polderingen een ruimere financiële arm slag krijgen. Hij herinnerde eraan dat onze voorouders De aan Adriaan Isaac Hurgronje in 1 780 geschon ken beker ter gelegenheid van de totstandkoming van de Hoofdplaatpolder. (Foto: Wim Helm)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 3