TAFELTJE, DANS JE? Dr. A. W. van Renterghem en het spiritisme Dr. A. M. Lauret Motto: ,,Wat eindt, dat schijnt, Wat schijnt, dat eindt, Dood is zeker, zeeker dood, Maar Wieweet leeft nog (Uit: ,,De Heks van Haarlem" door Fre- derik van Eeden) De peetvader van de parapsychologie in Nederland dr. W. H. C. Tenhaeff, heeft de lezers van zijn boek: ,,Het Spiritisme" in een Woord Vooraf" gewaarschuwd, dat dit onderwerp één van de moeilijkste en bovendien van de neteligste in zijn disci pline is. Wie eenvoudige, maar oppervlak kige informatie over deze vorm van occul tisme wenst, kan heul vinden bij de ont- sluieraarster van wereldgeheimen: de ge wezen televisieserie ZIENSWIJZE onder leiding van Jack van Belle. Verscheidene uitzendingen, waaronder die over spiritisme, zijn in boekvorm ver duurzaamd. Men kan ook, indien intelli gentie, ontwikkeling en doorzettingsver mogen in een gezonde cocktail aanwezig zijn, gewoon de tanden op elkaar zetten en zich op het lezen van het bedoelde boek werpen. Er zijn zwaardere karweien in het onder maanse te klaren dan het bestuderen hier van de lezer neme maar eens Choms ky's „Syntactic structures" of ,,Das Kapi- tal" van Marx ter hand. De neteligheid van het onderwerp behoeft voor het gemid deld brein geen uitleg. Voor wie niet aan een voortbestaan na de dood gelooft zijn de geesten lucht. Wie dat wel doet, maar binnen de omheining van een dogmati sche christelijke denominatie woont, wordt met pauselijke encyclieken en/of oud-testamentische teksten (men kan er Deuteronomium 18 9-12 voor opslaan) stevig op het rechtzinnige nummer gezet, wanneer hij het spiritisme ernstig neemt. Er blijft uiteindelijk na aftrek van mode- nalopers, een smalle marge over van diep gelovigen in huppelende tafels, in hierna- maalsers, die bij monde van vreemddoen- de media, doorgaans sombere en soms snauwerige boodschappen overbrengen, in mensen, die hun zielen of hun dubbel-ik „spazieren fahren sehen" buiten hun eigen lichamelijke contouren en in tref zekere vóórvoelers van andermans wel en wee. Tot onze intrinsieke vreugde heeft Van Renterghem het spiritisme diepzinnig theoretisch, bestudeerd, maar heeft hij er wel wetenschappelijk bevattelijk over geschreven. Hij heeft séances bezocht te Goes en te Amsterdam, en hij heeft deze nuchter, met „a very small twinkle in the pen" geregistreerd. Hij heeft het spiritis me nooit verketterd, al stak hij boordevol scepsis. Hij haatte het spelen van de rol van een „homo sapientior" en verkondig de tegenover het onverklaarbare, dat hij te horen en te zien kreeg zijn relativiteits theorie: de suggestie kan zich met een voyante make-up opdirken tot spiritisme, maar zij verloochent daardoor haar aard niet. Wegens zijn beschaafde en tolerante benadering van het spiritisme zal, naar wij hopen, vriend noch vijand ervan zich een hartslagversnelling ergeren aan het vol gende relaas van Van Renterghem's con frontatie met „geesten", hun „spreekbui zen" en hun „gebieders". Een verhaal wordt het, volgens het recept van de bril- lante overleden historicus prof. dr. G. J. Renier, die voor eens en altijd to teil the story" de voornaamste taak van de ge schiedkundige heeft genoemd. Het woord spiritisme ontsproot in 1857 aan het brein van een Fransman, die vol gens zijn hardnekkig zeggen, zijn pseudo niem Allan Kardec had opgelopen tijdens vroegere incarnaties. Albert Willem van Renterghem, toen dertien jaar, was leer ling van de „Ecole professionelle", annex internaat te Mulhouse, een combinatie van lager-, middelbaar- en ambacht- schoolonderwijs. Hem zal de heer Kardec met zijn sleep van aanhangers, concurren ten en schismatieke de-rug-toekeerders volkomen onbekend zijn geweest. Pas in 1887, toen hij de dosimetrie ging zien als stremsel, dat de zoete melk der artsenij verzuurde, wierp hij zich in zijn leeshon ger, niet alleen op lectuur over de hyp nose, maar ook over occultisme in het algemeen en spiritisme in het bijzonder. Hij worstelde stapels nieuwe boeken door, onder meer jaargangen van het tijdschrift „Sphinx", geredigeerd door de Beierse „profeet" Carl de Prei en het werk van de Rus A. N. Askakow „Animismus und Spiritismus". Met geen enkel woord heeft hij ervan gewaagd het Zeeuwse tijdschrif tje: Spiritualistisch Weekblad" te ken nen, dat in februari 1886 te Middelburg zwak en onwel in zee ging, kreunend onder een zwaarwichtige vlag. Op gezag van H. P. Abrahams, kenner van de Zeeuwse pers, die het in handen heeft gehad, was het minder waard dan een stuiversblad. Zijn arrogantie hield het evenwel, zij het buiten de provincie ge drukt en geredigeerd, nog jarenlang in leven. Opvallend is, dat de nuchtere dr. Albert Willem twee weinig opzienbarende voor vallen in zijn Goese praktijk die in diezelfde dagen plaats vonden, niet alleen uitvoerig in zijn autobiografie vermeldde, maar hen bovendien zonder aarzeling respectievelijk als occult en „voorschouwend" bestem pelde. Hij schreef over die gebeurtenissen zelfs uitvoerig aan Liébeault en 26 jaar later, aangevuld met een spiritistische be levenis van de eerste orde de lezer vindt deze enkele bladzijden verderop aan dr. Th. Flournoy, hoogleraar te Genève, die hij op congressen had ontmoet. Diens be faamde medium Hélène Smith gaf zich uit als experte in de taal van de Mars-bewo ners. Het eerste geval betrof zijn zieke moeder, die onthutst vertelde, hoe zij een nare droom, waarin haar lievelingszoon Henry op zakenreis was bestolen, niet kwijtraak te. En waaratje, op diezelfde dag an nexeerde een gauwdief „dear Henry's" valies, toen deze te Queensborough op de boot naar Vlissingen stond te wachten. Het andere ge- of toeval regardeerde een oude Friese schipper, die in zijn tjalkje aan de Goese Boomkade ziek lag. Nog na- rillend vertelde hij Van Renterghem, hoe hij tussen waken en dromen een complete rouwstoet van het bootje naar het kerkhof had zien trekken. Binnen een week stierf zijn vrouw een schielijke dood. Een geval van „praevisie" concludeerde de dokter wat overhaast. Vlak daarna zat hij met de neus bovenop een echte, hoe wel met een anti-climax eindigende séan ce. Als randkerkelijke hield hij dominees beleefd op een afstand, maar na de dood van zijn eerstelinge Antoinetje, legde een van de drie Goese bedienaren des Woords, ds. D. P. M. Huet, een condo léance-visite af bij mevrouw Van Renter ghem. De predikant, in meer dan één be tekenis een „queer for the Lord", was na een wisselvallig leven, hetgeen wij in por tefeuille houden voor een afzonderlijk arti kel, Voor- en soms Achteruitganger van een Goese gemeente geworden. De leer van de Dordse vaderen hutselde hij met die van Allan Kardec dooreen. Hij hield aan huis druk bezochte spiritistische séan ces. Onhandig trooster als hij was, nodig de hij de Van Renterghems bij hem uit, om Antoinetjes krielende zieltje op te roepen, hetgeen mevrouw Hélènetje vol afschuw weigerde. De dokter toog, waarschijnlijk uit nieuws gierigheid, enige dagen later toch naar de pastorie om een séance bij te wonen. Een

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 6