de vesting thoien 154 land voor zijn gedurfde tocht over het Zijpe om Zierikzee te veroveren. De stad was toen omgeven door muren en wallen met torens en vijf poorten. Met hoge belastingen werden in deze jaren de fortificaties verbeterd en het Spaanse gar nizoen onderhouden. De helft van de be woners had de stad toen verlaten, terwijl de soldaten de verlaten huizen opstookten om in leven te blijven. Ook zijn toen 39 vermoedelijk in het schootsveld staande huizen afgebroken. Op 17 april 1577 ging de stad als laatste Zeeuwse stad over naar de prins van Oranje. Vermoedelijk is men toen direkt met de aanleg van bastions bij de poorten begonnen. Door verkoop van de kerkelijke roerende goederen en een belastinghef fing over het hele eiland werden de nieuwe versterkingen betaald. Op 28 april 1583 werd weer het maken van bolwerken aanbesteed. Kort hierna legde men in de tegenover de stad gelegen, in augustus 1583 geïnundeerde 's-Heer Bou- dewijnspolder het kroonwerk (verdedi gingswerk bestaande uit twee gebastio- neerde fronten met twee vleugels) Slik- kenburg aan. Regelmatig werden de werken gevisiteerd en ook Maurits en de graaf van Leicester bezochten de stad. De kosten om de stad in een redelijke staat van verdediging te brengen werden in 1590 geraamd op f 15.000, Men begon toen direkt met het metselen van een oudaan of stenen beer (waterkering in een vestinggracht) bij de Oud-Vossemeerse poort met stenen van de tijdens de troebelen afgebrande kerk van Schakerloo. Met de aarde van de dijk, die tot dusver toegang tot de stad had gegeven, zijn de wallen tussen de Verbrande- en Oud-Vossemeersepoort verbreed en verhoogd. Buiten langs de in deze jaren op gelijke breedte gebrachte en uitgediepte vest is op de contre escarpe een weg voor paard en wagens aange legd. Van de oudste versterking zijn toen aan het zuideinde en bij de St.-Andries- poort en Waterpoort stadsmuren afgebro ken. Aan de noordzijde zijn op de hoeken van de wal twee catten of cavaliers (ver hoogd werk op de bolwerken) gemaakt. Enige jaren voor de voltooiing van deze werken tekende Guillaume Danckerts in 1595 een plattegrond van de stad. Deze tweede fase van de versterking zal in 1598 zijn voltooid. De in onze eeuw nog bekende Hoge Wal en de stadsvate nabij de Verbrande poort waren delen van de oudste versterking. Vermoedelijk zijn de diverse werken ont worpen door de ingenieurs Andries de Roy en Van Rijswijck, die enkele malen te Thoien zijn geweest tijdens het uitzetten van de fortificatiewerken. Dat niet alle werken zonder moeilijkheden zijn verlopen blijkt uit enige posten in de stadsrekeningen, zoals in 1584 toen men een ,,muerbreker" uit Antwerpen liet ko men om het slecht gefundeerde werk bij het Zuideindse bolwerk af te breken. Bij het maken van de brug bij de St.-Andries- poort brak een dam door, zodat arbeiders vier dagen moesten hozen. Ook brak de vermoedelijk in 1597 of 1598 gebouwde zuidbeer op 10 oktober 1598 door, waar door een aantal straten zijn uitgespoeld. Na een aantal jaren van rust is in 1603 een aanvang gerrfaakt met de derde en laatste fase. Het was een bijna totale vernieu wing, waarvoor het merendeel der wallen moest worden verlegd in de vorm van een ster met zeven bolwerken. De eerste aan besteding vond plaats op 13 april 1603. Vermoedelijk was men in 1606 reeds ver met het aardewerk van de grachten, wal len en aarden borstweringen gevorderd, want in de stadsrekeningen staat nog zel den iets over de fortificatiewerken. Ook tijdens het Twaalfjarig bestand zal men weinig aandacht voor militaire werken hebben gehad. Een aantal door de ver legging van de wallen vrijgekomen gron den werden in deze jaren in erfpacht uit gegeven. Eerst in de laatste jaren van het bestand werd de Oudélandse poort in steen opge trokken (1619). De bouw van de Oud- Vossemeerse poort en de brug (1632- 1633) aldaar zijn de laatste grote werken ter versterking van de vesting (1633-1634). Zo nu en dan vond onderhoud plaats en bij oorlogsdreiging zoals in 1672 en 1747 werd de stad in staat van verdediging ge bracht. Onderhoudswerken zijn onder meer in 1790 voor 2520 aanbesteed en in het hoornwerk Slikkenburg, dat bij de be dijking van de Auvergnepolder in 1692 is hersteld, is in 1794 nog een wachthuis gebouwd. Bij de inval van de Engelsen in 1809 is de stad met 200 wagens en 2400 werklieden uit het hele eiland in allerijl in staat van verdediging gebracht. Ook in 1814 is er nog aan de fortificaties gewerkt. Bij Koninklijk Besluit van 9 september 1814, nr. 47, werd de vesting opgeheven en de bruggen en andere werken aan de stad gegeven om hiermee naar welgeval len te handelen. Direkt is toen een aan vang gemaakt met de afbraak, waarmee men vandaag de dag nog bezig is. Behou dens door een bende Franse ruiters die de stad tijdens de Spaanse successieoorlog op 24 augustus 1712 verrastte, is de stad als militaire versterking nooit beproefd. Toch waren het zij het afgegraven de wallen die de inwoners en een aantal evacué's uit de rest van het eiland in de laatste wereldoorlog beschermden tijdens de inundatie van het eiland door de Duit sers. Wel moesten toen enige lage gedeel ten worden opgehoogd en de afwatering met pompen worden verzorgd. Stadspoorten In de oudste omwalling waren vijf stads poorten, die op 16 mei 1452 door brand zijn verwoest. De westelijke St.-Andries- poort en de poort op Dalem (latere Oud- Vossemeersepoort) zijn in 1460 hersteld. Ook de nis in de eerste poort, waarin het drie voet hoge beeld van St.-Andries stond, is toen gerepareerd. Tijdens de vernieuwing van de vesting na de overgang van de stad in 1577 is de Zuideindsepoort aan het eind van de Hoogstraat vervallen en in 1580 gesloopt. De beide poorttorens zijn in 1587 afgebro ken. Ook de St.-Andriespoort met de beide torens zijn toen afgebroken. De Ver brande poort en de Oud-Vossemeerse poort werden door de aanleg van nieuwe bolwerken eveneens overbodig, doch deze verdwenen eerst veel later uit het stadsbeeld. Eind 1594 besloot de magistraat tot gerief van de ingezetenen in de komende zomer bij de Oud-Vossemeersepoort een brug en een houten poort te bouwen. Inmiddels waren deze ook bij de St.-Andries- en Verbrande poort gebouwd. De twee laatstgenoemde houten poorten moesten voor de nieuwe fortificatiewerken, waar mee in 1603 een aanvang was gemaakt, wijken. Ze zijn het jaar daarop gesloopt. Hetzelfde jaar is 125 meter verder de nieuwe Oudelandsepoort gebouwd en in 1606 of 1607 kwam de brug bij de Ver brande poort gereed. De Waterpoort, ook wel Gevangenpoort genoemd, was toen nog de enige stenen poort. In de toren van dit vermoedelijk 16e-eeuwse met trapgevel en speksteen- lagen versierde gebouw werd in 1615 het derde stadsuurwerk geplaatst door de klokkenmaker van Zierikzee. Het is de enige poort waarvan een duidelijke afbeel ding (1743) bewaard is gebleven. Tegen het eind van het Twaalfjarig be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 10