de vesting tholen 155 stand gaf prins Maurits de stad in 1619 het advies de houten poorten door stenen te vervangen. De Oudelandsepoort aan de westzijde is dat jaar aanbesteed. Voor de bouw werden 146.000 bakstenen en witte en blauwe arduinsteen gebruikt. In 1624 inspecteerde David van Orliens de versterking. Het voornaamste dat toen naar voren is gekomen, was de bouw van een stenen poort aan de noordkant. Uit voerig is toen de plaats bestudeerd. Men werd het eens over een plaats in het gor dijn of courtine (hoofdwal tussen twee bolwerken) bij het Bleekveld en de Schut tersdoelen. De nodige nieuwe straten zouden zo recht mogelijk, worden gelegd. Vermoedelijk verviel nog in 1625 de hou ten poort ten oosten van de poort op Dalem annex Kruittoren. De nieuwe poort is echter pas in 1632 gebouwd, terwijl de brug het volgend jaar gereed kwam. Ook de toegang tot de stad bij de Verbrande- poort verviel toen en in 1634 werd het gat in de wal hier gedicht. Het zou tot 1882 duren voordat er hier weer een brug over de vest lag. Direkt na de opheffing van de vesting in 1814 is men begonnen met de afbraak van een bouwvallig deel van de Oud-Vosse- meersepoort en werd de brug vervangen door een aarden dam (1816). Met toe stemming van de minister van oorlog is de rest van de poort in 1850 gesloopt. De poort op Dalem met de Kruittoren zijn in 1816 afgebroken. De poortmuren van de Oudelandsepoort zijn in 1844 voor f 355,— voo.r afbraak verkocht. De hier in slechte staat verkerende brug is in 1846 vervangen door een dam en een heul en in 1849 verdwenen de laatste restanten van de Waterpoort. De stad werd na het verdwijnen van de poorten in verband met de heffing van be lasting op gemaal, beestiaal en accijnzen nadien afgesloten met ijzeren hekken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 11