de stad sluis, één bolwerk 177 Het volgende bolwerk is het bolwerk „Schuttershof", iets verderop ligt buiten de wallen het ravelijn „Zeeland", nu hele maal bebost. Het volgende bolwerk, juist voor de stadspoort, is het bolwerk „Mag- dalena", genaamd naar het vroegere, na bijgelegen klooster van de grauwe zusters van de Heilige Magdalena. Nu komen wij aan de Oostpoort, ééns de mooiste poort van de stad. Op de stads rekening verantwoord: 1000.000 mets- tegelen (metselstenen). In 1426, 400.000; de rekeningen 27 en 28 worden gemist en in 1429 weer 530.000 stenen, allen ver werkt onder toezicht van Joris Lietac, meestermetselaar der stad. En in 1432 was het geweldige werk voltooid, wat er nu nog van over is, is maar een schaduw van wat het eenmaal was. Ook hier een lange loopbrug met midden hoven de stadsgracht een valbrug waar door men het ravelijn „Holland" kon be reiken en zo verder de weg naar Hanne- kenswerve kon inslaan. Aan deze poort werd de aanval van de Spanjaarden afgeslagen in 1606 en vielen er 600 doden. In 1796 werd ook hier „de dijk doorgesteken" en met gebruikmaking van de linkerhelft van het ravelijn Holland werd de tegenwoordige weg opgewor pen. Even voorbij dit ravelijn ligt naast de weg, in de zeedijk, de Oostsluis of „d'Hooge Sluze", welke de mogelijkheid bood om bij hoog water het land rondom Sluis onder water te zetten. Het nu volgende bolwerk is genaamd het „Galge-bolwerk", hier werden eertijds de ter dood veroordeelden aan de galg opge hangen. Even verder, tegenover het kam peerterrein, zit weer onder de grond een vluchtgang, bij de restauratie opgegraven en weer dichtgegooid. Aan de meest noordelijke punt gekomen ligt onder de buitenzijde der stadswal, nu nog juist zichtbaar, op het einde der stads gracht, weer een „stenen beer". Uit de stadsrekening van 1 juni 1431: „Jan van Male metselaar van Brussel hier omboden (ontboden) om met hem te heb ben avijs van eenre steenine oudane tus sen de veste van den casteele ende der stede". Van deze oudane (stenen beer) die vrij wat geld kostte, wordt talloze ma len melding gemaakt. Nadat het rijk in 1851 de buitenwerken der stad verkocht had, werd het eeuwenoude, hechte stenen werk uitgebroken, dat ge sticht was tot „splijtinge" van de vesten van het kasteel van die der stad. Rond de stadswallen was namelijk zoet water en rond het kasteel en in het „zoute vestje", was zout water; vandaar dat men ter af scheiding een stenen beer bouwde. Stadswaarts ziet u een rechthoekig stuk weiland met daar midden in een hoge bult van aarde. Het gehele weiland omvat on der de grond de resten van het „Groot Kasteel" en onder de verhoging bevond zich het binnenplein. Dit kasteel werd in 1385 gebouwd en had aan de buitenzijde zestien zware torens, donjons, en was rondom omgeven door water. Het gold als een onneembare vesting en het kon onge veer tweehonderd soldaten huisvesten. Op het binnenplein stond het oude en het nieuwe huis van de Gouverneur. De titel was dan ook „Gouverneur van de stad Sluis en het Groot Kasteel". De Coligny, de schoonvader van Willem van Oranje en vele andere hoge personen zaten hier ge vangen. Het werd afgebroken in 1820 nadat in 1794 veel schade was aangericht door de Franse beschieting. Wij gaan nu verder over het nieuwe wan delpad, langs de begraafplaats en komen aan de weg naar Zuidzande - Cadzand. Tegenover de ingang van de begraaf plaats lag eertijds de Ketenpoort; van hier uit kon men met een keten 's avonds het Zwin afsluiten. Aan de overzijde van het Zwin stond eertijds het „Klein Kasteel" of ook wel de Bourgondische Toren ge noemd. Vanaf de Ketenpoort tot aan de binnenhaven was de stad versterkt door een stadsmuur welke nu verdwenen is onder de wallen. Deze stadsmuur werd gebouwd tussen 1432 en 1435. Voorbij de begraafplaats ziet u tussen de wallen en het Zwin (nu Haven en Maria- polder) nog een voorversterking liggen. Dit was eerst een dijk die tot bescherming van de stenen muur tegen het Zwin was opgeworpen. Ook hier had het „gemeene volk" weer den but moeten dragen en was zodoende een diepe gracht aan de voet van de wallen ontstaan welke nu nog steeds het „Zoute Vestje" heet. Het zoute water werd door een duiker onder eerst genoemde dijk door, vanuit het Zwin het Zoute Vestje ingevoerd en liep dan rond om het Groot Kasteel en werd afgesloten door de eerder genoemde stenen beer. Later werd deze voorwal omgebouwd met versterkingswerken waardoor zij hier en daar een grillige vorm heeft. Het eerste bolwerk dat we nu tegenkomen is de „Paape muts" en de daarop vol gende de „Steene Batterij". We zijn nu gekomen aan dat gedeelte dat in de volks mond „de walletjes" heet. Het is een ge deelte, beplant met heesters en bij uitstek geschikt voor een korte wandeling. Het laatste bolwerk aan deze zijde van de haven heeft de naam „Leugenaar" gekre gen en hier vinden we het standbeeld van J. H. van Dale, de schrijver van het be kende woordenboek: „de dikke van Da- Ie". Tevens heeft deze auteur veel, en met grote accuratesse, over zijn geboortestad gepubliceerd. Bij het schrijven van dit arti kel heb ik van zijn publikaties een dank baar gebruik gemaakt. Vanaf de achterzijde van het standbeeld hebt u een prachtig uitzicht over wat eens de haven van Sluis was. Aan de overzijde ziet u de weilanden liggen met daarin een stelsel van ravelijnen en bolwerken die dienden om die zijde van de haven te be veiligen. Ook hier bevond zich een duiker waardoor men vanuit de haven het water kon laten stijgen tussen de ravelijnen en bolwerken en het land er om heen kon inunderen. Het linker en grootste deel heet ,,'t Groot Pas en het meest noorde lijke deel, waar eens het Klein Kasteel stond ,,'t Klein Pas". Op het Groot Pas bevond zich de Paspoort waarbij men via loopbruggen en ophaalbruggen de oude weg naar Sint Anna ter Muiden kon in slaan. Alle vestingwerken werden rond 1860 op bevel van het stadsbestuur met een laag grond bedekt. Na een afstand van nog eens driehonderd meter bent u weer aan het startpunt van uw wandeling rondom de stad Sluis. Veel heeft de stad verloren zien gaan, namelijk haar keur van fraaie gebouwen. Maar nog altijd imponeert ons datgene wat nog is overgebleven en vraagt men zich af hoe het mogelijk was dat zo'n kleine stad zulke enorme werken tot stand heeft kunnen brengen en dat alles met eigen middelen. Ondanks vele malen totaal te zijn ver woest heeft haar drang tot vrijheid en zelf standigheid de prikkel gegeven tot enor me offers. Mogen wij dat nooit vergeten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 33