wandeling over de wallen van hulst
182
Nederland een storm van verontwaardi
ging los. Het regende ingezonden stukken
in tal van kranten. Vooral die van notaris
Van Dalsum waren scherp en overduide
lijk. Maar het gemeentebestuur, kwaad,
verklaarde: ,,De wallen en een deel van de
vesten (grachten) zijn onze eigendom en
we kunnen er mee doen wat we willen."
De bui ging weer over. Vooral door de on
voorziene hoge kosten die het experiment
zou meegebracht hebben, maar niet in het
minst de afkeuringen van velen waren
oorzaak, dat men dit vandalenwerk niet
heeft durven uitvoeren.
Slecht onderhoud en wellicht ook geringe
belangstelling, maar nog meer gebrek aan
geldmiddelen veronderstellen we, waren
oorzaak, dat in de loop van vele jaren de
grachten geheel dichtgeslibt geraakten.
Toen nu in de jaren in en na de oorlog in
Hulst honderden mensen werkloos waren
en werkobjecten gezocht werden om hen
aan werk te helpen, viel het oog op de ver
waarloosde grachten.
Op initiatief van de Oudheidkundige Kring
,,De Vier Ambachten" te Hulst en nadat
financiële medewerking door het ministe
rie van Sociale Zaken was toegezegd, be
sloot het gemeentebestuur de grachten in
„werkverschaffing" te laten uitbaggeren.
Tegelijkertijd werden het contrescarp en
het ravelijn in de sector tussen de Bagijne-
poort en de Dubbelepoort weer nauwkeu
rig in hun oorspronkelijke vorm hersteld.
Laten we nu de hele vesting, zoals die er
nu nog ligt eens nader bekijken. Behou
dens enkele kleine veranderingen, o.a. ten
behoeve van het verkeer, vertoont hij zich
nog als een van de mooiste en best be
houden specimen van Oud-Nederlandse
vestingbouwkunst. Wallen, bolwerken,
grachten en het grootste deel van de
contrescarpen hebben nog vrij nauwkeu
rig hun oorspronkelijke vorm behouden.
Van de vijf ravelijnen is zo goed als niets
meer over. Een is er enkele jaren geleden
weer in zijn oorspronkelijke vorm opge
bouwd.
Wandelend over de wallen moeten de op
merkzame wandelaars twee zaken opval
len. Ten eerste, dat de hoogte niet overal
dezelfde is. Gerekend vanuit het zuiden,
waar de kruin zich op ruim acht meter
boven de onderwal verheft, klimmen we,
naar het oosten gaande, naar ruim tien
meter bij de noordelijkst gelegen bolwer
ken.
Dit hoogteverschil houdt verband met de
omstandigheid, dat het land ten zuiden,
ten westen en gedeeltelijk ook oostelijk
van de vesting geïnundeerd kon worden,
terwijl dit in het noorden, wegens de ho
gere ligging van het buitengebied niet mo
gelijk was. Daarom moesten de wallen
daar hoger en steiler zijn. Het moet ook
opvallen, dat de vloeren of middenpleinen
van de bolwerken op geheel verschillend
niveau liggen, waardoor hun diepten aan
merkelijke verschillen te zien geven. Dit
heeft geen strategische betekenis.
Beginnende aan de Gentsepoort links de
wal opgaande, komen we aan de diepe