wandeling over de wallen van hulst 184 Prince- en Solmsbolwerken. De lage lig ging van de middenpleinen is een gevolg van de aansluiting aan het stratenplan hier in het laagst gelegen deel van de stad. Op te merken is de zware en enigszins vooruitstekende bouw van het Princebol- werk, dat de Gentsepoort, de daarvoor liggende bruggen en het ravelijn moest dekken. Het Solmsbolwerk kon door zijn ligging de wegen vanuit het zuiden con troleren. De naam Princebolwerk is ontleend aan de plaatsvervangend bevelhebber van Hulst tijdens het beleg van 1596. Het Solmsbolwerk herinnert aan Graaf George Everhard van Solms, die van 1591 tot 1596 gouverneur en bevelhebber van het Hul ster garnizoen was. Verder gaande komen we aan het Oude- Molenbolwerk, op het einde van de Lange Bellingstraat. Dit bolwerk is zeer ondiep en kleiner dan de meeste andere. Strate gisch was dit punt van de vesting niet be langrijk. Het was gedekt door een diepe contrescarp plus een extra brede tweede gracht, de zogenaamde „buitenvest". Een aanvullende en niet geringe beveili ging voor dit punt van de stad was het ge makkelijk te inunderen land vóór de „bui tenvest". De twee volgende bolwerken, het Doele- en het Galgenbolwerk zijn weer groter en zwaarder, vooral het Doele. De flanken en facen zijn aan de kant van de Bagijnepoort flink uitgewerkt, dit ter bescherming van deze poort, de bruggen en het ravelijn ervoor. Het Galgebolwerk kon de weg naar Graauw bestrijken. Het nu volgende bolwerk draagt de naam van Molenbolwerk, waar de prachtige nog geheel intact zijnde korenwindmolen, een zogenaamde walmolen, dit gedeelte van de vestingwal fraai accentueert. Men lette op het wapen van de Generaliteit, aange bracht boven de zuidelijke toegangsdeur van de molen. Het gedeelte van de vesting tussen het Galgebolwerk en de Dubbelepoort is wel het imposantste en meest complete on derdeel van heel de vesting. We zien hier aan de overzijde van de gracht een ravelijn omringd door een smalle gracht. Dit rave lijn was op die plaats vestingbouwkundig noodzakelijk, omdat de rechte lijn, de courtine, tussen het Galge- en Molenbol werk te lang was om het voorterrein doel matig onder musketvuur te kunnen hou den. Het hele voorwerk van de sector tussen laatstgenoemde bolwerken is enkele tien tallen jaren geleden, aan de hand van autenthieke werktekeningen uit de 80- jarige oorlog, in werkverschaffing weer volledig onder profiel gebracht, waardoor we nu een getrouwe copie gekregen heb ben van dit onderdeel van de vesting, zoals heter oorspronkelijk bij lag. We zien hier zelfs nog midden onder de courtine, met een ingang op gelijke hoogte als de fausse-braye of onderwal, een geheel in tact zijnde onderaardgse gang, een zoge naamde sortie, die zijn uitgang in de stad vond. Met een parkachtig aandoende be planting vormt thans het glacis een aan gename wandelplaats. Lopende over de Dubbelepoort, vanwaar we nog een overblijfsel van het thans in een heerlijke bloementuin herschapen poortravelijn kunnen zien, bereiken we het Brederodebolwerk, genoemd naar een legeroverste van Prins Frederik Hendrik, die een groot aandeel heeft gehad in de verovering van Hulst in het jaar 1645. Dit bolwerk van waaruit we op de Tivoliweg en op de „Zeedijk" kunnen kijken, wijkt in vorm geheel af van de andere acht bol werken. Het is groter, zwaarder en lang gerekt. De kruin ligt op ruim tien meter boven de onderwal. De oostflank moest mede de Dubbelepoort helpen dekken, alsmede de bruggen en het ravelijn er voor. De westflank diende tot bescher ming van de Linie van communicatie naar het fort Nassau. Dit bolwerk heeft een hoog gelegen middenplein. Aan de stadszijde van het Brederodebol werk zien we de fraaie en imposante ruïnes van de in het jaar 1506 en latere jaren gebouwde „Dobbele- of Bolle- werckpoort". Deze zogenaamde „Land en Waterpoort", was het voornaamste verdedigingswerk van een oudere 15e- eeuwse vesting. Het is een uniek monu ment van laat-middeleeuwse vesting- bouwkunde. Met zijn twee hoge en zware torens, de twee geweldige toegangsbrug- gen, de machtige havendoorgang met een breed front erboven, moet het, zoals Van Lansberghe in zijn 17e-eeuwse „Beschrij- vinghe van de stadt Hulst" schreef, een „konstrijck gebouw" geweest zijn, dat „veel nieuws gierige bouw meesters heeft toegewenckt en herwaarts gebracht". Het geheel is een product van de beroemde

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1978 | | pagina 40