de satisfactie van tholen en de religie 12 de Bloedraad ons dit niet hadden verteld. Zowel Versteech als de Wever zijn bij ver stek veroordeeld met bannissement en confiscatie, omdat zij voortvluchtig wa ren. Van beiden is tot nu toe geen verder spoor teruggevonden. Versteech, mogen we aannemen, had een inkomen als pastoor. Erasmus de Wever had geen vast inkomen. Hij moet worden gezien als de calvinistische predikant bij uitstek op Tholen en het is bekend, al weer uit de sententiën, dat de leden van zijn gemeente bijdroegen tot zijn onder houd. Soms zijn zelfs bepaalde bedragen genoemd die wekelijks werden gegeven. Nu is het bekend dat de calvinistische consistoriën (kerkeraden) in de 16e eeuw over een goede organisatie beschikten. Dat bleek bijvoorbeeld in oktober 1566 toen zij, samen met de Luthersen, aan Philips II voor aanvulling van zijn deplo rabele finantiën, 30 ton goud (3 millioen gulden in die tijd) aanboden, mits hij vrij heid van godsdienst wilde toestaan. In korte tijd is dit bedrag bijeen geweest of toegezegd. Die organisatie bleek ook wanneer het ging om een predikant. Die werd pas gestuurd wanneer er een kerke- raad was. Wanneer Erasmus de Wever naar Tholen komt, is die kerkeraad er ge weest en we zouden dit weer niet zo zeker weten, wanneer de sententiën van Alva ons dit niet vertelden. We mogen zelfs aannemen dat er twee kerkeraden op het eiland Tholen zijn geweest, één in de stad en één in St. Maartensdijk-Scherpenisse. Deze laatste komt duidelijker in tekening met zijn ouderlingen, diakenen, kerkelijke ontvanger en zelfs een bode, maar mis schien is deze laatste functie dezelfde die op andere plaatsen loper" werd ge noemd, de man of mannen die rondgin gen om te zeggen waar en wanneer er een samenkomst van de gemeente zou zijn. In de sententie van 10 november 1568, toen 12 personen uit St. Maartensdijk-Scher penisse werden veroordeeld, vinden we dit alles terug. Hoe is deze „alteratie" door de bevolking opgenomen. Het is moeilijk daarover ge gevens te krijgen. Voor 1566 reeds was het op Tholen op godsdienstig gebied allesbehalve rustig. Er waren moeilijkhe den met het kapittel en in het bijzonder met de „predicant" (de deken van het kapittel, die tevens pastoor van Tholen was) Jan Paschasius, aan wie Margaretha van Parma zelfs het verblijf in Tholen en haar jurisdictie had ontzegd. Deze Paschasius was uitgeweken naar Vosse- meer, van waar uit hij „de gemeente al even onrustig hield alsof hij in Tholen was". Hollestelle is er niet achter kunnen komen wat er eigenlijk met hem aan de hand is geweest. Hield hij het met de „sectarissen"? In november 1566 blijken er „swarigheden in de Religie" te zijn. Telkens weer hebben de kanunniken er mee te maken. Uit de weinige berichten die er over zijn mogen we veronderstellen dat ook op en in Tholen het prestige van de kerk van Rome ernstig was aangetast, zodat het volk zich gemakkelijk tegen haar keerde. Zelfs in Goes is dat gebeurd/waar de verlate beeldenstorm op 30 september 1578 moeilijk kan worden toegeschreven aan de weinige calvinisten die er toen in deze stad waren. Ook van Tholen mogen we aannemen dat, toen de Satisfactie werd getekend, de kerk reeds uit haar voegen was geslagen. De plundering van de kerk wijst daarop ook. Na de „alteratie" hebben zij die rooms- katholiek wilden blijven in de stad en op het eiland Tholen, zich naar de omstan digheden moeten schikken. Voor hun geestelijke verzorging waren ze tenslotte aangewezen op Brabant. Officiéél werd Tholen verboden gebied voor de r.k. geestelijkheid, wat niet wil zeggen dat ze er niet kwamen. Zoals vroeger aan pro testanten oogluikend veel is toegestaan, zo was dat nu het geval met de rooms- katholieken. Ondanks het eerste artikel van de Satisfactie, zijn de rollen omge keerd. We moeten nu niet denken dat het volk van Tholen met blijdschap uit het dienst huis is uitgetrokken en juichend aan de overzijde van de Rode Zee stond. Nog minder moeten we ons voorstellen dat er overal spoedig gereformeerde gemeenten waren. Pas drie jaar na de Satisfactie begint het gereformeerd kerkelijk leven zich te ontwikkelen en hierbij is de invloed die er van de besturen in Middelburg uitging onmiskenbaar. Het heeft grote moeite gekost om na de alteratie kerke raden bijeen te krijgen. Men zal nog niet vergeten zijn dat juist de ambtsdragers het eerst werden aangepakt en de tijd waarin men leefde, bleef zeer onzeker. Het was nog oorlog en slechts de Eendracht scheidde Tholen van Brabant. Pas in 1580 komen er op Tholen de eerste predikan ten, de weinig gelukkige eerste predikant van St. Maartendijk dan niet meegere kend. Na de Satisfactie moet er op Tholen een tijd van grote onzekerheid zijn geweest, zoals we die overal kunnen waarnemen in gebieden waar men van het ene regiem op het andere is overgegaan. En temeer is dit het geval wanneer er ook godsdienstige kwesties meespelen. Tenslotte is op Tho len de schaal overgeslagen naar het Calvi nisme. Dat lag ook helemaal in de lijn van de Zeeuwse historie na 1572. Maar een deel van de Thoolse bevolking we mogen aannemen dat dit aanvankelijk een vrij groot deel was is gebleven „by d exercitie van der Catholycke Roomsche religie", om het te zeggen met de woor den van de Satisfactie. De bezwaren te gen de oude volkskerk mogen dan vele zijn geweest, een mens gaat niet zomaar over van de ene kerk waarin hij is opge voed, naar een andere die hem vreemd is. Dat doet men nü niet en dat heeft men vroeger ook niet gedaan. Bovendien is de scheiding tussen het rooms-katholicisme en het gereformeerd protestantisme er een die het diepst ingrijpt in de christen heid. In de 16e eeuw waren dit twee aparte werelden en dat zijn ze nu ook nog, zij het dan wat afgezwakt. Bovendien zijn er op Tholen nog al wat vooraanstaande personen geweest die hun oude geloof niet vaarwel konden zeggenDe beker van het St. Jacobsgilde te St. Maartensdijk, die nu in het museum te Middelburg prijkt, is daarvan nog steeds het bewijs. Deze beker, waarvan de knop van het deksel de vorm heeft van een pelgrim, is gemaakt nadat vier notabelen in 1595 een pelgri mage hadden gemaakt naar St. Jacobus Compostella in Spanje, een van de grote bedevaartsoorden van de Middeleeuwen. Twee van hen zijn maar meteen doorge gaan naar Rome. De namen van drie van hen staan in de beker gegraveerd, alsook de namen van de bedevaartgangers die in 1604, 1614 en 1694 zijn gegaan. Op een tweede beker vinden we de namen van bedevaartgangers in 1613. Bij de eerste groep was niemand minder dan de rent meester van prins Maurits. Deze zijn be kend door die beker, maar hoevelen uit Tholen kunnen er niet gegaan zijn naar bedevaartplaatsen dichterbij. Nog een merkwaardig geval uit Tholen van een bedevaart aan het eind van de 16e eeuw is ons bekend. We zouden er niet van weten, wanneer ze niet geleid had tot een proces. Wat was namelijk het geval? Op 31 juli 1597 tekenden Cornelis Dignus van Scherpenisse en Claes Jansz. Coster een contract voor „een bedevaart bij koopmanschap". Voordat Dignus naar Rome ter bedevaart ging, verkocht hij aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 12