een „zeeuw" buiten zeeland: adriaan viruly 17 ,,0ok zijn sonnetten?" Vijftien stuks, niet meer; Thomas Mann, pas nog Joseph Roth's ,,Radetzky-mars", vóór een reis naar Oostenrijk. Van de mo dernen, Jan Cremer, heb ik helemaal niets gelezen; van Wolkers hier en daar enige bladzijden; van Mulisch één boek; ik houd van Karei Jonckheere, zijn verzen; maar de moderne Vlamingen ken ik niet. Tim Krabbé's ,,De Renner" dat zal niet ver wonderen vond ik bijzonder aardig." ,,U houdt ook van Omar Khayam. Hoe kwam u zo tot het schrijven van ,,The green Hat"?" „Mijn eerste boek was meteen een groot succes, mijn tweede minder, het derde weer. De uitgever, Andries Blitz, wilde toen wel iets extra's en aardigs doen en vandaar die luxe uitgave van 50 genum merde exemplaren. Later heeft hij er nog 1000 gewoon gedrukt. Ze hebben hem als Jood ook doodgemaakt. Mijn eerste boek „Voor Vrij Contact", was nauwelijks se rieus dacht ik toen, het waren samenge raapte stukken, o.a. uit het Vaderland. Ik kreeg er f 100,— voor, later kreeg ik 15% van de ingenaaide prijs." „U hebt ontzettend veel lezingen voor 't Nut e.d. gehouden, wat was uw motief." „O, ik heb voor deze winter al weer een stuk of negen avonden geboekt, alleen is het nu in verzorgingshuizen e.d., waar een paar honderd mensen wonen; er ko men er dan vijftig. Waarom ik dat doe? Gewoon, ik vind het leuk, ik doe het graag; ik draag dan ook wat van mezelf voor." Ik heb één ding bewaard voor 't laatst, waar ik eigenlijk niet omheen kan. En ik zeg: „In een naschrift bij uw boek „De zee en de overkant", gedateerd septem ber 1954 verantwoordt u het toch verschij nen van die uitgave, na aanvankelijke aar zeling vanwege het noodlottige vliegtuig ongeval te Shannon. Hebt u dat gebeuren inmiddels verwerkt?" „Verwerkt, wat is verwerkt. Nee en ja. Het was het moeilijkste wat me in mijn leven overkomen is; het was een paar maanden vóór de beëindiging van mijn vliegersloopbaan. Heel je leven ben je be zig geweest te zorgen dat dit niet zal ge beuren. Het was een kwestie van enkele seconden, waarin ik de beslissingen moest nemen. Ik had het béter kunnen doen, ik ga niet vrij-uit. Er zijn doden bij gevallen. De naam van de maatschappij, waarmee ik bijna pathologisch-loyaal ver bonden was, was in het geding. Niemand bij de KLM heeft mij overigens ooit een verwijt gemaakt. Ik wilde toch dat het niet gebeurd was, al gevoel ik niet een directe schuld, natuurlijk speelt het een rol in je leven. Eerder was ik een Liberator kwijt geraakt op New Foundland, waarbij ik echter geheel vrijuit ging (zie „De zee en de overkant", blz. 94 en 95)." Ik heb mijn blocnote gesloten en we pra ten nog even na; over zijn kinderen, drie uit zijn eerste huwelijk, de oudste, een meisje, woont in New York, is bij de KLM en zal hij straks ontmoeten op de Dam; over Mary Dresselhuys, zijn derde echtge note, waarover hij een boek publiceerde. Dan brengt de grote grijze man mij naar de straat in de nabijheid, waar ik zijn moet en als lijn 25 zich aankondigt, snelt hij daar heen. Ik zie hem na, de vitale figuur van een wat oudere zeeman, iets doorgezakt in houding en knieën, misschien ken ik het vliegerstype onvoldoende. Misschien is de luchtvaart zo identiek met de zeevaart, dat de Zeeuwse jongen van de waterkant te rug te vinden bleef. Wouw, oktober/november 1978 Dr. H. G. van den Doel: „Daar moet veel strijds gestreden zijn". Biografie van Camphuysen, 1967. 1. 1977, no. 2. 2. De zee en de overkant, pag. 12. 3. Zeeuws Tijdschrift, 1964, no. 1. 4. Titus Leezer illustreerde o.a. de boekomslag van „Wij vlogen naar Indië".

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 17